Vakantie en de schoonheid van ons land 61 Op het eerste gezicht al bestaat er tussen de begrippen „met vakantie gaan" en „de schoonheid van ons land" een nauw, zelfs een rechtstreeks causaal verband. Men gaat ergens heen waar het mooi is, en als Neder landers ter wille van de afwisseling naar het buiten land trekken, dan komen er minstens zoveel buiten landers deze kant op. Waar men ook heen tijgt: de V.V.V.-folders verkondigen dat het een karakteristieke, schilderachtige en aantrekkelijke plaats of streek is. De conclusie ligt dan voor de handals de magneet van de toeristenstroom gevormd wordt door het karakter en de schoonheid van het vakantieoord, dan is het terwille van de grote economische belangen die hier mee gemoeid zijn noodzakelijk die magneet in goede staat te houden en waar mogelijk te versterken. Ver gelijkt men echter de miljarden die jaarlijks van over heidswege geïnvesteerd worden in wegenbouw, indu strieterreinen, energiebedrijven, havens en andere openbare werken ter bevordering van de welvaart, dan steken de luttele miljoenen ter instandhouding van cultuurschatten en natuurschoon hierbij wel héél schril af. Nog onbegrijpelijker wordt deze wanverhouding wanneer men bedenkt dat vele gemeentebesturen niet slechts verzuimen hun stads- en landschapsschoon doeltreffend te beschermen, maar de daarmee samen hangende belangen van het vreemdelingenverkeer ge dachteloos opofferen aan welvaartsbronnen uit in dustrie en handel. Als een (vrij zwak) excuus kan gelden dat het vreem delingenverkeer als belangrijk element in de nationale economie voor Nederland een betrekkelijk nieuw ver schijnsel is. Bevordering van verkeer en nijverheid, van scheepvaart en landbouw geldt al vele generaties lang als overheidstaak; een uitgebreid ambtelijk apparaat is hierop gericht. Die molens malen door. Een heroriën tering terzake moet dan ook van bestuurlijke zijde ko men; gestimuleerd door de volksvertegenwoordiging en in daden omgezet door regering, colleges van G.S. en van B. en W. Daar schuilt evenwel de moeilijkheid dat enerzijds de vloed van vakantiegangers, toeristen, recreatie zoekenden of hoe men de onafzienbare op drift geraak te menigte ook noemen wil, in luttele naoorlogse jaren tot een „probleem" is aangewassen dat maatregelen en voorzieningen eist, maar dat anderzijds de begrip pen en uitgangspunten voor dergelijke voorzeningen nog uitermate vaag en verward zijn. Een poging om hierin enige ordening te brengen kan men vinden in het rapport „Het Vreemdelingen verkeer, in het bijzonder in Noordholland, Zuid- Holland en Utrecht", uitgebracht in febr. 1962 door een hiertoe ingestelde commissie waarin vele deskun digen en autoriteiten zitting hadden, en verzorgd door de Economisch-Technologische Dienst voor Noordhol land. Om aan elke illusie dat vakantie-houden een voor leken begrijpelijke zaak zou zijn, drastisch een eind te maken zij hier vermeld dat het litteratuuroverzicht 61 nota's, rapporten e.d. 18 artikelen uit tijdschriften, 13 periodieken en 14 statistische publicaties vermeldt! Wie zich opgewekt aan de taak zou zetten deze rijste- breiberg te doorworstelen, dient evenwel te beseffen (punt 3 der samenvatting): „Inzicht in het „waarom" van het gedrag van de vreemdeling (recreant) ont breekt nog vrijwel geheel. Hiermee vervalt de belang rijkste basis voor maatregelen en voorzieningen waar door tegemoet gekomen kan worden aan de wensen van de vreemdelingen (recreanten). Psychologisch, sociologisch en economisch onderzoek op het onder havige terrein is noodzakelijk om deze leemte op te vul len". Voorts zal (punt 4): „Nader onderzoek moeten uitwijzen in welke richting de besteding van de be schikbare vrije-tijd gaat en gevoerd zal kunnen wor den", terwijl (punt 17): „Omtrent de plaats en de be tekenis van zakelijke evenementen in het totale vreemdelingenverkeer nog zeer weinig bekend is-," en bovendien (punt 19): „Gegevens over voorkomen en gebruik van vakantielogiesgelegenheid zich in het alge meen kenmerken door onvolledigheid en inexactheid". Nu pleit het voor de wetenschappelijke degelijkheid van een dergelijke werkstuk wanneer de onzekerheden niet verdoezeld, maar duidelijk aangestipt worden. Maar er is geen tijd meer om af te wachten tot de ge wenste onderzoekingen zijn afgesloten en de gegevens statistisch worden opgediend! Het rapport komt trouwens zelf al herhaaldelijk tot de conclusie dat „grondspeculaties door snelle planologische regflin- gen vermeden moeten worden" (blz. 44) omdat, o.a. in het fraaie recreatiegebied van de Utrechtse Heuvel rug „het gevaar aanwezig is dat particulieren, voor wie het grondbezit te kostbaar is geworden, grond ver kopen aan speculanten; deze verkopen het terrein dan weer door aan anderen die het eigen stukje grond (op primitieve wijze) voor recreatiegebruik inrichten. Be halve het nadeel van versnippering en van een beperkt recreatiegebruik, brengt dit het gevaar van landschap pelijk weinig fraaie onderkomens met zich." (blz. 105) Dat dit „gevaar" een realiteit is, weet elke vacantie- ganger die enkele jaren achtereen in dezelfde plaats komt. Hier stuit men op het paradoxale gevolg van het toeristenbedrijf: de stroom wordt in beweging gebracht en gericht door de individuele zoekers naar het ongerepte en karakteristieke, hun waardering blijft in de V.V.V.-propaganda gelden als motief om de vreemdelingen aan te trekken, maar als de loop er eenmaal in zit wordt hierdoor een soort erosieproces gaande gemaakt dat de karakteristieke ongereptheid van het toeristenoord wegspoelt en nog erger vervalst tot namaak. Dan wordt de stilte verdreven door motorvoertuigen en draagbare radio's, het landschap bedorven door zomerhuisjes op de mooiste punten, de landelijke herbergen worden gemoderniseerd met fabrieksmeu- bels en juke-boxes, de wegen ruilen hun bochten en begroeide bermen voor strakke asfaltbanen met een

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 11