33 Naar aanleiding van een vraag uit onze ledenkring welke de fiscale consequenties zijn van uitgaven wegens restauratieheeft het bestuur een der medewerkers van een consultatiebureau voor belastingzaken ie Amsterdam bereid gevonden hierover informaties te verschaffen. Gaarne plaatst de redactie deze bijdrage in de overtuiging dat een beter inzicht in deze zo ingewikkelde materie bevorderlijk moet zijn voor het behoud van waardevolle gebouwen. In de privésfeer mag men een aantal aftrekposten ten laste van zijn inkomen brengen, terwijl daartegenover de huur, die men ontvangt, dan wel de huurwaarde bij zelf bewoning bij dit inkomen wordt opgeteld. Deze aftrekposten, officieel kosten van verwerving geheten, zijn, waar het een onroerend goed betreft, te verdelen in de volgende categorieën: A. Erfpachtcanons en grondlasten zoals grondbelas ting, straat-, riool- en wegbelasting, waterschapslasten en andere dergelijke zakelijke belastingen. B. Renten van schulden, aangegaan teneinde de in komsten te verwerven. Hieronder verstaat men de rente, die men moet betalen op hypothecaire geldle ningen, die men heeft moeten sluiten om aankoop, ver bouwingen e.d. te financieren. Ook de kosten van de hypotheekakte en royementskosten vallen hieronder. C. Uitgaven voor inning van huren, administratie kosten e.d. D. Afschrijvingen; deze bedragen in de privésfeer voor woningen 15% van de huur, dan wel van de huurwaarde; voor andere panden een klein percentage van de kostprijs. E. Kosten van 1) verzekering en 2) onderhoud. Ad 1). Hieronder vallen uitsluitend kosten van ver zekering van de opstal, dus niet verzekeringskosten voor de inboedel. Zoals brandverzekering, storm schadeverzekering en dergelijke. Ad 2). Dit is de rubriek, die de meeste problemen oplevert. Kosten van onderhoud, zijn kosten gemaakt om de bron als zodanig te handhaven, dus om te voor komen dat een bron van inkomen achteruitgaat. Dit is de basis voor het criterium, of er sprake is van aftrek bare onderhoudskosten: waren de gemaakte kosten ter voorkoming van verval en achteruitgang in waarde noodzakelijk (B. 4077) P Zodra het echter kosten betreft, die gemaakt zijn voor werkzaamheden, die aan een gebouw wezenlijke ver anderingen aanbrengen, vergeleken met de toestand, waarin het zich bij de stichting en na mogelijke latere veranderingen bevond, zodat het naar aard, omvang of inrichting een wijziging ondergaat, is er niet langer sprake van kosten van onderhoud maar van verbete ring. Aldus oordeelde ons Hoogste Rechtscollege in B.N.B. 2) 1955/140. Waaraan in B.N.B. 1959/241 nog het element van verhoging van de waarde werd toege voegd. Een fraai voorbeeld van een verbetering vinden wij in B. 7863, waar een nieuwe fundering werd ge slagen, de gevels vernieuwd en de totale inrichting ge wijzigd. Dat hier geen onderhoud meer werd geac cepteerd is nogal redelijk, aangezien dit begint te lijken op totale afbraak gevolgd door wederopbouw. Dit arrest betekent overigens niet dat zodra er iets aan de fundering of de gevels wordt gedaan, er geen sprake meer is van onderhoud. Integendeel, waarbij ik b.v. denk aan, ten gevolge van constant langskomend ver keer, verzakkende grachtenhuizen, waar wat aan ge daan moet worden. Dergelijke faceliftings zijn prac- tisch onder onderhoud te rangschikken, want zij zijn noodzakelijk wil men op een kwade dag niet slechts een hoop stenen overhouden. De aard van de kosten is beslissend, en deze wordt niet veranderd doordat men een pand, dat in een slechte staat van onderhoud verkeert aankoopt voor een lager bedrag dan men zou hebben moeten betalen voor hetzelfde pand, maar dan in een goede staat van onderhoud. Dat het pand, als bron, dan enige jaren een negatief saldo kan opleveren verandert niets aan de aard van de kosten; zij blijven aftrekbaar en kunnen op deze wijze een belangrijke belastingbesparing opleveren, aange zien zij, nu de baten uit het pand niet opwegen tegen de kosten op het overig inkomen in mindering worden gebracht. Hier zal echter wel een wijs beleid geboden zijn, wil de fiscus op een gegeven moment het langer bron zijn, vanwege de constant negatieve inkomsten, niet gaan betwisten. Een enkel voorbeeld uit de juris prudentie: Iemand kocht een huis met een uitermate slecht dak (dus voor een redelijk lage koopsom). Hij liet dit dak vernieuwen en wilde de kosten als onder houd afgetrokken zien. De inspecteur weigerde deze aftrek. Belanghebbende verwierf hem toch (hoewel zijn huis er veel meer door waard was geworden), onder overweging dat gelet moest worden enerzijds op de aard van het uitgevoerde werk, anderzijds op de toe stand zoals deze bestond na de stichting en latere ver anderingen, maar stellig niet op de staat van onderhoud ten tijde van de verkrijging door de tegenwoordige eigenaar. Een zelfde soort redenering gaat op in verband met de tuin. Ook hier zijn weer aftrekbaar de uitgaven, voor zover zij gedaan zijn om de tuin te behoeden voor verval en achteruitgang (uitgaven voor bloembollen en andere eenjarige planten vallen hier dus niet onder) Dus kosten, die men ook zou moeten maken bij leeg staan om een daling in de huurwaarde te voorkomen (b.v. B. 6051, B. 6840, B.N.B. 1955/389 en B.N.B. 1956/309). Dat leegstaan echter is een verschijnsel dat tegenwoordig niet zo veel meer voorkomt en dan is de onderhoudsstaat van de tuin zeker geen primair

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 19