25
inmiddels overtuigend bewezen wij verwijzen hier
naar het elders in dit nummer opgenomen artikel.
Het experimentele stadium is voorbij, nu gaat het
om de aanpak op grotere schaal en daartoe is de
monumentenzorg-subsidie volstrekt ontoereikend.
Het is evenmin een onbekend gezichtspunt dat met
de kwalitatieve verbetering van de woonfunctie, der
binnensteden enorme economische belangen gemoeid
zijn: direct doordat dan de koopkracht stijgt van het
winkelende publiek dat de levendige verscheidenheid
der middenstandsbedrijven in het centrum voedt;
indirect doordat een passende bewoning de beste
wijze is om als woonhuis gebouwde monumenten in
hun stedebouwkundige samenhang in stand te hou
den en daarvan hangt uiteindelijk het miljoenen-
opleverende vreemdelingenverkeer af.
Het is tenslotte ook geen ongegronde bewering meer
dat een bekwaam gehanteerde combinatie van mo
derne technische middelen en restaurerend ambacht
bij machte is ook de meest hopeloos schijnende bouw
val mits deze van goede afkomst is weer te
herscheppen in een fraai en bruikbaar huis, mèt
hedendaags wooncomfort, brandveiligheid en de rest.
Daarbij komen dan inderdaad conflictpunten met
de voorschriften der bouwverordening naar voren:
de verdiepinghoogten, de traphellingen en de indeling
kloppen niet altijd. Men zou hiervoor eigenlijk een
aparte bouwverordening moeten ontwerpen die meer
varianten mogelijk maakt zonder het niveau der
wooneisen te verlagen. Want wat de gerestaureerde
woning in een oud huis op één punt aan volume te
kort komt, b.v. door een laag balkenplafond, dat
geeft zij in andere opzichten weer dubbel terug, door
groter vloeroppervlak, betere geluidsisolatie en meer
intimiteit en sfeer. In het algemeen is de gerestaureerde
woning zeker niet minder van kwaliteit dan de na
oorlogse nieuwbouw integendeel ondanks de
afwijkingen van de voorschriften.
Gaat men zo de raakpunten na tussen volkshuisves
ting waarvan het bouw- en woninginzicht op
gemeentelijk niveau onderdeel uitmaakt stede-
bouwkunde en monumentenzorg, raakpunten die
betrekking hebben op de behoefte aan woonhuis
restauratie op grote schaal, aan de technische uit
voerbaarheid en aan de economische noodzaak de
wenselijkheid uit verkeersoverwegingen nu nog buiten
beschouwing latend dan ligt toch de conclusie
voor de hand dat de onderlinge relatie tussen deze
overheidstaken nodig eens nader bekeken en ver
beterd moeten worden. Edoch: de betrekkingen tus
sen verschillende departementen roepen de beroemde
versregel in herinnering: East is east and west is
west, and never the two shall meet," Men kan
daarbij allerlei slogans te berde brengen over de eigen
verantwoordelijkheid, de afbakening der taken, of
de scheiding van competenties, om de departementale
scheidsmuren luchtdicht af te pleisteren, maar het
resultaat kan afgelezen worden langs de binnenstads
straten in Amsterdam en elders, waar duizenden
monumenten bouwkundig, sociaal en functioneel
afzakken, en waar een woningpotentieel dat minstens
zoveel kostbare eenheden zou kunnen opleveren, ver
loren gaat wanneer het isolement der diensten niet
opengebroken wordt.
Het moet toch mogelijk zijn deze waarlijk niet zo
grote afstand te overbruggen, om te beginnen aan de
top in den Haag. Wanneer O. K. en W. door een
forse verhoging van het voor woonhuisrestauraties
beschikbare subsidiebudget zou bewijzen dat men het
behoud van grote aantallen kleinere monumenten
van essentieel belang acht terwille van hun individuele
architectonische en hun collectieve stedebouwkundige
waarde, hierbij begrip tonend voor de verantwoorde
lijkheid der gemeentelijke diensten voor Bouw- en
Woningtoezicht om ontoelaatbare krottoestanden en
bouwvalligheid ook op de kortst mogelijke termijn uit
de wereld te helpen, dan kan anderzijds ook met recht
en reden hiervoor de steun van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid worden gevraagd. In het geheel van
de honderden miljoenen die omgaan op dit departe
ment waar de woningnood volksvijand nr. 1
bestreden wordt, zou het niet overdreven zijn een
ruime subsidieregeling te ontwerpen voor de regene
ratie van uit cultureel oogpunt waardevolle woon
bebouwing. De hieraan te besteden gelden werken
immers in tweeëerlei opzicht direct voor de volks
huisvesting: door het creëren van hoogwaardige
woongelegenheid en door het doen verdwijnen van
krotwoningen, terwijl als bijkomend voordeel te ver
melden valt dat de arbeidskrachten niet aan de nieuw
bouw onttrokken worden omdat zij uit de onderhouds-
sector afkomstig zijn.
Een dergelijke subsidieregeling zou het op gemeente
lijk niveau mogelijk maken de taak van monumenten-
zorgers en bouw- en woningtoezichthouders te coör
dineren en te verlichten in een gezamenlijke strijd
tegen de gezamenlijke vijand: de verkrotting van
de binnenstad. Dan zou niemand ook meer spreken
van 2.500 woningen die wegens onherstelbare bouw
valligheid gesloopt moeten worden, zonder daaraan
eerst het onderscheid vooraf te laten gaan tussen
bebouwing die architectorisch-stedebouwkundig van
waarde is, in welk geval restauratie, in het ergste geval
herbouw noodzakelijk wordt, en bebouwing die
zowel op zichzelf als door zijn omgeving waarde
loos is en dan komt tevens een stedebouwkundige
reconstructie aan de orde, zoals in de 19de eeuwse
wijken.
De alarmerende artikelen over de duizenden bouw
vallige huizen waren allerminst uit de lucht ge
grepen. De toestand is alarmerend al sinds jaren
en verergert zienderogen. Geïsoleerde acties van één
dienst uit, zonder voeling te houden met de in andere
diensten levende inzichten, in dit geval monumenten
zorg en stadsontwikkeling, schaden meer dan zij
baten. Nog altijd geldt de oude wapenspreuk ,,Con-
cordia res parvae crescunt, discordia maximae
dilabuntur", eendracht maakt kleine dingen groot,
door tweedracht vallen de grootste uiteen. G. B.