Monumentenzorg en Volkshuisvesting Controverse of samenwerking 24 Enige maanden geleden werd de Amsterdamse krantenlezer opgeschrikt door alarmerende artikelen: 2.500 woningen moeten binnen een of twee jaar wegens onherstelbare bouwvalligheid worden gesloopt, aan 2.500 woningen moet ingrijpend herstelwerk verricht worden, hoofdzakelijk aan de funderingen, en 5.000 woningen staan voor algeheel verval als zij niet binnen tien jaar grondig onderhanden worden genomen. Hoewel er geen officieel rapport als bronvermelding genoemd kon worden was het bepaald geen geheim dat deze cijfers de ongerustheid vertolkten bij de in stantie die aansprakelijk wordt gesteld als ergens iets instort: Bouw- en Woningtoezicht. Zonder de con clusie van spoedig-noodzakelijke sloping van zovele panden direct te willen onderschrijven, was het voor iedereen die wel eens door de binnenstad wandelt, al jaren duidelijk hoe ernstig de bouwvalligheid en de verkrotting eigenlijk zijn. Een alarmkreet is wer kelijk niet ongegrond. Nederlandse ambtenaren, van welke tak van dienst ook, plegen hun taak ernstig op te vatten. Misschien is het daarom een défaut de leurs qualités dat zij de zaken allereerst vanuit hun eigen dienst bekijken. Bouw- en Woningtoezicht heeft een politietaak ten aanzien van de veiligheid en de bewoonbaarheid. Van dit standpunt uit doet het niet terzake of een gebouw uit 1600 of uit 1900 dateert, of het een bij zonder monument is dan wel een horreur uit de slechtste tijd. Een loszittende geveltop, hoe mooi ook, levert gevaar op voor de voorbijganger. Verzakkende muren duiden op de mogelijkheid van een instorting. Voor de bewoonbaarheid staan de normen in de bouwverordening: minimumT verdiepinghoogte, -op pervlak per kamer, licht- en luchttoetreding, toegan kelijkheid, sanitair enzovoorts. Dat het geen over dreven eisen zijn bewijst de woningwetbouw. Maar als men de eisen van constructieve veiligheid die uiteraard corresponderen met de moderne bouw techniek en de eisen van bewoonbaarheid die zijn opgesteld met het oog op de moderne massale volkshuisvesting strikt zou hanteren in de oude stad, dan blijft er niet zo héél veel over dat er mee door kan. Deze gedachtenlijn volgend komt men tot de con clusie dat de binnenstad en grote delen der 19de eeuwse wijken als woongebieden niet zijn te hand haven, tenzij door een totale vernieuwing van de bebouwing en de structuur. Behoud van uit historisch of architectonisch oogpunt waardevolle gebouwen past alleen in dit kader waar een bijzondere of eco nomische bestemming constructieve veiligheid en goed onderhoud garandeert. De duizenden oude woonhuizen in Amsterdam en de tienduizenden in Nederland, die niet voldoen aan de wettelijk vast gestelde minimum-wooneisen en die door verwaar lozing en slijtage bouwvallig zijn of dreigen zo te worden, kunnen, strikt en uitsluitend vanuit de ver antwoordelijkheid der gemeentelijke diensten voor Bouw- en Woningtoezicht redenerend, het best ge sloopt en door nieuwbouw vervangen worden. Het is gemakkelijk deze redenering te bestrijden door aan te tonen dat dit het doodvonnis zou betekenen voor het overgrote deel der kleinere monumenten, die onmisbaar zijn voor het karakter van het stadsbeeld, en onmisbaar als omlijsting der grote monumenten. Maar het zou onrechtvaardig zijn zodoende deze diensten als de vernielers van het nationale cultuur bezit te doodverven. Men kan immers met evenveel recht wijzen op het feit dat de monumentenzorg die wel verantwoordelijk is voor het behoud van dit nationale cultuurbezit, vóór de oorlog vrijwel uitsluitend en nu nog steeds in overwegende mate zijn aandacht en subsidiegelden besteedt aan de grote monumenten, de kerken, kastelen en openbare gebouwen die kunsthistorisch uiteraard interessanter en als restau ratieobject dankbaarder zijn, maar veel minder ge varen lopen dan de bouwvallige woonhuizen. Als de monumentenzorgers de mannen van Bouw- en Wo ningtoezicht zouden verwijten fraaie huizen en on vervangbare stadsbeelden te willen vernielen, dan staat het tegenargument klaar: huizen willen behouden die gevaar kunnen opleveren voor bewoners en voorbij gangers en die krotwoningen bevatten, nauw, laag, donker, vochtig, slecht toegankelijk en van onvol doende sanitair voorzien, is onverantwoordelijk en stelt Bouw- en Woningtoezicht bloot aan de beschuldi ging bouwvallige en onvolwaardige woningen te tolereren, terwijl de monumentenzorgers buiten schot blijven. In deze scherpe bewoordingen worden de zaken gewoonlijk niet gesteld, maar de controverse is latent aanwezig omdat zij voortvloeit uit het isolement der taakvervulling, en dit isolement in de eigen tak van dienst kan alleen doorbroken en verruimd worden door een coördinerend beleid aan de top. Het is bepaald geen schokkend-nieuwe gedachte meer als men wijst op de functie die gerestaureerde woon ruimte kan vervullen in het geheel der nationale volkshuisvesting, door te voorzien in de sterk-levende behoefte aan meer gedifferentieerde, van de nieuw- bouw-schema's afwijkende woningen met een eigen sfeer. Toen de Maatschappij tot Stadsherstel werd opgericht kon dit nog als experiment gelden: zowel de behoefte als de technische uitvoerbaarheid zijn

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 10