Op Heemwacht
TON KOOT
„Wij minnen de schoonheid in soberheid"
Het is ruim vier en twintig eeuwen geleden, dat
Pericles, de leider van Athene, zijn beroemde rede
hield voor de Atheners. Athene was in volle oorlog
met Sparta en stond aan het begin van een harde
strijd. Sparta had de cultuur geofferd aan de oorlogs
moloch en drong moordend en vernielend op. Peri
cles meende kracht te moeten putten uit een ver
gelijking in mentaliteit, staats- en levensvorm van de
beide rivalen, hij roemde de vrijheid, maar ging
indringend in op de noodzaak tot gehoorzaamheid
aan de wetten, die naar eigen wil waren ingesteld
en aanvaard, aldus een beroep doend op de idealen
van een ware democratie. Athene zou weliswaar
haar politieke invloed verliezen, maar als een Phoenix
uit haar as zou haar cultuur de slagen van de oorlog
overvleugelen, zou het vuur des geestes als een licht
voor alle eeuwen brandende worden gehouden.
Dit herlazen wij dezer dagen in Thucydides, naar de
vertaling van dr. D. Loenen, waarvan wij de vol
gende passage uit Pericles' rede menen in veler
herinnering te moeten terugroepen:
„Wij minnen schoonheid in soberheid, wij minnen
geestesontwikkeling zonder verslapping in daad
kracht. Welstand gebruiken wij meer als mogelijkheid
tot activiteit, dan als reden tot protsig roemen. Zijn
pover bestaan erkennen is geen schande, eerder is
het een schande, er zich niet uit te werken. Onze bur
gers behartigen hun eigen aangelegenheden, maar
ook die van de gemeenschap; hun werkzaamheid op
andere terreinen doet aan hun kennis van staats
zaken niets te kort. Want wij allen houden iemand,
die zich daarvan afzijdig houdt, niet voor een „rustig
burger", maar voor een „nietsnut". Wij ook beslis
sen over de zaken zélf of geven er ons op de juiste
manier rekenschap van, omdat wij besprekingen
niet een rem vinden van actie, maar veeleer het der
ven van inlichtende voorbereiding tot de daden, die
worden geëist.
Want en dit is ons bij uitstek eigen wij paren
koenheid aan klare bezinning over wat wij gaan
ondernemen; daartegenover voert onkunde anderen
tot onbesuisdheid, overweging tot weifelen. Maar de
lauwer voor innerlijke kracht zal men toch terecht
kunnen toekennen, die met het helderste inzicht in
dreigende en verlokkende mogelijkheden voor de
gevaren niet terugdeinzen.
En ook in grootmoedigheid onderscheiden wij ons
van de meesten. Want wij verzekeren ons van onze
vrienden niet door het aannemen, maar door het aan
bieden van diensten. En men kan toch het zekerst
bouwen op hem, die zijn vriendschap concreet heeft
bewezen, zodat hij zijn recht op wederdienst veilig
weet in onverflauwde genegenheid voor den begun
stigde. De begunstigde is echter minder geïnteres
seerd door het besef dat zijn wederdienst nooit zal
worden aangezien als een vriendendaad, maar als
een schuld.
Wij zijn ook de enigen, die durven helpen, zonder be
rekening van eigen voordeel, door het vertrouwen,
edelmoedigheid eigen."
Het is een rede, die getuigt van grote zelfverzekerdheid,
van krachtig zelfbewustzijn, van een strijder, die weet
waarvoor hij strijdt en dat moedig voordraagt.
Heemschutters zijn geen Atheners met Spartanen
voor de poorten, maar wel, als de Atheners, strijders
voor schoonheid, die geboeid kunnen lezen wat
Pericles zijn burgers in de strijd om het behoud van
hun hoge idealen wilde voorhouden.
Pericles sprak slechts tot een beperkte groep van be
voorrechten, namelijk de exclusieve bevolking van
niet meer dan vijf en dertig duizend burgers.
Dat spreekt tot ons. Heemschut kent zijn beperking,
weet nooit een massa-beweging te zullen of kunnen
worden. De aard van zijn doelstelling is zo, dat zij
slechts een deel van het volk zal aanspreken, nl. die
genen, die beseffen wat schoonheid in ons leven is
en betekent en die bereid zijn daarvoor iets over
te hebben. In die zin vormt Heemschut eveneens een
beperkte groep van bevoorrechten, maar wel een
groep, die door overtuigingskracht een goede en
sterke invloed kan uitoefenen op de massa en wier
invloed van vérstrekkende betekenis kan zijn op ons
leven, werken en wonen voor nu en voor de toekomst.
.Naar de tienduizend
Moet Heemschut daarom berusten in het aantal,
dat nu deel uitmaakt van zijn organisatie? Allerminst.
Sinds de Bevrijding is het aantal vervijfvoudigd en