Monumentennieuws 18 Sinds enige maanden geeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg maandelijks persberichten uit onder de bovenstaande titel. De aflevering van december 1961 was gewijd aan restauratie van de Grote- of St. Catharijnekerk in den Briel, een imposant werk onder leiding van architect Ph. Bolt dat onlangs gereed kwam en in ons oktobernummer 1961 (blz. 87-92) al even werd vermeld. Tijdens de werkzaamheden zijn vele sporen van de bouwgeschiedenis gevonden. „Het staat vast dat de toren, waaraan thans nog verder ge restaureerd wordt, in 1462 is herbouwd, nadat de vroegere toren in 14.56 was ingestort. In diezelfde periode is vermoedelijk ook een groot werk aan de kerk zelf uitgevoerd. Het is dus mogelijk dat de in stortende toren in zijn val op de kerk terecht is geko men en daar omvangrijke verwoestingen heeft aan gericht. Hoe dan ook, tijdens de werkzaamheden in de laatste vier jaar zijn fundamenten buiten de huidige kerk gevonden waaruit blijkt dat het eens de bedoeling is geweest een kerk van vijf beuken breed te bouwen. Dat plan is nooit uitgevoerd, maar de opzet was groot scheeps. Zou het plan verwezenlijkt zijn, dan zou den Briel een kerk gekregen hebben als de Lieve Vrouwe- kerk in Dordrecht." „Monumentenzorg heeft voorts een moeilijke onder grondse puzzel bij de toren opgelost. Het bleek dat de tegenwoordige toren staat op de maar liefst negen meter diep gefundeerde voet van de oude toren. Waarschijnlijk hebben de bouwmeesters toen de toren op ongeveer de tegenwoordige hoogte was gekomen, vastgesteld dat zich zettingen en verzakkingen begon nen voor te doen. Dat bezwaar bestond een paar jaar geleden nog steeds en in feite werd daardoor de fundering van de tegenwoordige toren steeds onbe trouwbaarder. Door het enorme gewicht van de toren romp dat op de oude voet drukte, werden de vier zij den daarvan langzaam weg geperst. Het zou dus kun nen gebeuren, dat de toren plotseling zijn grondslag verloor en dan zou den Briel een tweede toreninstor ting meemaken. Om dat te voorkomen is nu een zwaar betonnen corset om de torenvoet, in de grond dus, gelegd." Uit de novemberaflevering: „Een van de fraaiste klei ne steden van ons land is Goederede of Goeree, op het gelijknamige eiland. Aanvankelijk een bloeiende kleine zeehaven, geraakte het stadje door inpolde ringen steeds verder van de zee verwijderd. In 1482 werd Goeree geteisterd door een vernietigende stads brand. Daarna is het hele plaatsje opnieuw opge bouwd. Deze ramp betekent dat vrijwel alle gebouwen in Goeree dateren van na de brand. Vele van die ge bouwen zijn bewaard gebleven, doch zij zijn meestal niet dadelijk als gotische huizen te herkennen omdat in de 18de eeuw de voorgevels veranderd werden. Daarachter vindt men echter doorgaans nog vrij complete gotische constructies." Behalve door de stadsbrand en het terugzakken tot economische on beduidendheid werd Goeree getroffen door twee ver minkingen: de „modernisering" van het stadhuis in 1850 en nog erger de volkomen nodeloze afbraak van de middeleeuwse ommuring in 1900. Thans heeft Goeree de aandacht van de Rijksdienst. „De belang rijkste thans onderhanden zijnde restauratie is die van het z.g. huis van Paus Adriaan, waarin zich nu de herberg De Gouden Leeuw bevindt. Dit huis dateert inwendig geheel uit de herbouwperiode van na de stadsbrand (1482). Volgens de plaatselijke overleve ring heeft de latere Paus Adriaan VI dit huis in eigen dom gekregen toen hij in 1492 pastoor werd van Goe ree. De gothische kerk waarvan de enige Nederlandse Paus pastoor is geweest, is verdwenen, doch de toren is gehandhaafd. Deze toren, die lange tijd als vuur toren heeft dienst gedaan en derhalve eigendom is van het rijk, is dringend aan restauratie toe. Gelukkig zijn hiertoe plannen in voorbereiding; ondanks de node loze afbraak van een paar prachtig geprofileerde steunberen in het eind van de vorige eeuw is het een van de fraaiste laat-gothische torens die ons land be zit." In Delft is onder leiding van Prof. ir. Lansdorp de res tauratie gaande van de Waalse kerk, de voormalige kapel van het Agnietenklooster dat als het museum Prinsenhof algemeen bekend is. De scheidingsmuur tussen het museumgedeelte en het kerkgedeelte is weg genomen zodat voor het eerst sinds enige eeuwen de ruimtewerking zichtbaar is van de bijna veertig meter lange kapel met de oude tussenvloer waardoor een bovenkerk voor de kloosterzusters en een benedenkerk voor de gewone kerkgangers ontstond. Het herstel van de kapel is een van de laa tste fasen van het jarenlange restauratiewerk. Zowel architectonisch als historisch is dit voorname stadsklooster dat de woonplaats werd van Prins Willem I in de kritieke jaren van de vrij heidsstrijd, een nationaal monument van de eerste orde. Het januarinummer vermeldt eerst de restauratieac tiviteit in Drente. In Assen werd het „Ontvangershuis" voltooid; oorspronkelijk een van de gebouwen van het ca. 1260 hierheen verplaatste Cisterciënser Vrouwen klooster dat door zijn latere ontwikkeling de provinci ale hoofdstad deed ontstaan. Het „Ontvangershuis" werd in de 18e eeuw verbouwd tot een deftig heren huis, maar er zijn nog grote stukken middeleeuws muurwerk in te herkennen. Thans wordt het inge richt tot hoofdgebouw van het Provinciaal Museum. Dan worden er vier molens genoemd; de achtkante stellingmolen van Hoogeveen kwam gereed, en draagt thans weer het zijne bij tot het Drentse landschap, evenals de twee jaar geleden gerestaureerde koren- en oliemolen te Roderwolde. In Makkum (gem. Beilen) en in Norg is het werk in gang. Drie kerken van typisch Drents karakter staan in de steigers; de van oorsprong

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1962 | | pagina 24