Toespraak t door de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Y. Scholten, bij de opening van de tentoonstelling „LEVEND ERFDEEL" Vandaag wordt ons een erfdeel voor ogen gesteld, ten aanzien waarvan het niet ongepast is zulks in tegenstelling met de bij ons aangaande erfenis sen heersende fatsoensnormen in het openbaar te spreken. Ik beschouw het als een voorrecht dat de organisa toren van deze tentoonstelling aan de staatssecre taris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die onder meer is belast met de behartiging van de belangen van de monumentenzorg, deze taak hebben toegedacht. In mijn ambt ben ik te be schouwen als een curator over een beheerde na latenschap, erfrechtelijk bezien wellicht een mon strum, maar staatrechtelijk bezien aanvaard. Uit uw aanwezigheid, Koninklijke Hoogheid en uit uw door ons allen op zo hoge prijs gestelde bereidheid de tentoonstelling, aan dit erfdeel ge wijd te openen, putten wij de verwachting, dat de Nederlandse jeugd voor dit erfdeel een grote be langstelling aan de dag zal leggen. Het zijn immers de jonge mensen van nu die de toekomstige hoeders zullen moeten zijn van dit erfdeel. Men heeft slechts dan de neiging iets te van «n *tat 1 aan oude oebouwen behoeden wanneer men het ook wil behouden. Het behoud van het „levend erfdeel", waarvan ons vandaag een beeld wordt gegeven, vooronder stelt zin voor traditie. Onze monumenten zijn met traditie geladen; de draad der traditie verbindt de monumenten uit de herfsttijd der middeleeuwen met die welke in de tijd van onze groot-, over en overovecgroot- ouders tot stand kwamen, een draad, die tot het levende heden doorloopt. In onze monumentenschat leeft veel voort van de geest der voorvaderen. De monumenten spreken nog de taal der gestorvenen, krijgshaftig in de kastelen, ingetogen of getuigend in de kloosters en kerken, zelfbewust in de raadhuizen, huiselijk in de woningen. De cultuurgeschiedenis van ons volk weerspiegelt zich in het erfdeel, dat wij en de komende geslachten moeten behoeden. Goede en kwade dagen uit de achter ons liggende eeuwen leest men uit de monumenten af. Vrede en oorlóg, welvaart en armoede, vrijheid en onvrijheid, onze monumenten spreken er van. Zij vormen een deel van onze geschiedenis, die in ons 20ste eeuwers of wij het willen of niet, doorleeft. Zij leren ons van stijlopvattingen en leefgewoon ten, van krijgsbedrijf, van handel en ambacht, van scheepvaart, visserij en landbouw. Heel die bonte mengeling van burchten, donjons en stadhuizen, van pakhuizen, van waterpoorten, bruggen en slui zen, van waaggebouwen, boerderijen en molens verhalen ons van het leven van weleer. Ook in dit opzicht is het een levend erfdeel. Onze monumenten mogen geen goederen zijn, be klemd in de dode hand van het verleden; zij be horen getuigen te zijn voor nu en later van het leven der erflaters, dat zich voortzet in de erfgena men. Alleen al om die reden, lijkt het mij, is de zorg voor onze monumenten in een actief monu mentenbeleid een aangelegenheid van nationaal belang. Het pleit voor een volk wanneer het de waarde erkent van traditie en geschiedenis. Ons volk is in historisch besef soms te kort geschoten en zin voor traditie is niet altijd zijn sterkste zijde. Dat is vooral in de vorige eeuw gebleken toen vele mo numenten, getuigen van vroegere grootheid, lief deloos werden gesloopt. 114 eaMMi

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 20