ama Tentoonstelling over bouwkunst van vroeger ^asra voor mensen van nu Van 25 oktober 1961 tot 1 maart 1962 in het Bouwcentrum te Rotterdam voor het Amerikaanse precedent, dat laat zien hoe de door auto's verstopte cities haar economische be tekenis verliezen aan shopping centres in de peri ferie en tot rotte plekken in de stad vervallen. Ook in ons land manifesteert zich de fatale cirkel gang van grote doorbraken om aan de verkeers- eisen van de city tegemoet te komen, hoge nieuw bouw om de dure bouwgrond langs de doorbraken productief te maken, en weer nieuwe verkeerstoe- vloed die door de vergroting van het vloeropper vlak wordt aangezogen. Tegenover het duistere toekomstbeeld van de dichtslibbende, verstopte city temidden van verkrottende oude woonwijken, stelt de tentoonstelling het alternatief: decentrali satie van de verkeersintensieve, door hun ruimte behoefte niet in de oude stad passende bedrijven, in de eerste plaats dus de industrie en de grote kantoren, handhaving van de winkelfunctie met waar mogelijk voetgangersgebieden en een ver beterd openbaar vervoer naar het centrum, en vooral regeneratie van de vervallen bebouwing die architectonisch waardevol is en waarvan de stede- bouwkundige situatie weer gezond gemaakt kan worden. Zo wordt het herstel van woonhuizen een van de belangrijkste taken van de moderne monu mentenzorg. De tentoonstelling vindt haar conclusie in een na tionaal programma. Van de ca 5.500 grote monu menten zijn er al ca. 1.000 hersteld. Van de overi ge 4.500 moet in de komende 25 jaar minstens de helft volledig worden gerestaureerd, en dan zullen er nog betreurenswaardige verliezen in de uitge stelde helft te verwachten zijn. De kosten kunnen worden gesteld op 625 miljoen totaal. Veel zorg-, wekkender nog is de situatie van de ca. 50.000 kleine monumenten, woonhuizen, boerderijen e.d. In deze groep vallen thans dagelijks slachtoffers en er zullen ongetwijfeld nog vele van de kleinere monumenten verloren gaan die herstel ten volle zouden verdienen. Rekent men echter op een be houd van ca. 1/3, dan moeten in de komende 25 jaar minstens 15.000 panden worden gerestau reerd. Dit is dan het uiterste minimum, zonder hetwelk het karakter van onze oude steden on herroepelijk verloren gaat. Hiervoor is naar schat ting 425 miljoen nodig. Het nationale program komt dus op ruim 1 miljard in 25 jaar. Vergelijkt men evenwel hiermee de huidige nationale inves tering van 3 miljard per jaar in nieuwe gebou wen, terwijl het restaureren, dat grotendeels met sloopmaterialen werkt en arbeidskrachten ge bruikt uit de onderhouds- inplaats van uit de nieuwbouwsector, niet meer dan ruim 1van de nationale bouwactiviteit uitmaakt, dan blijkt wel dat het nationale program om het totale subsidie bedrag van Rijk, Provincies en Gemeenten van de huidige ca. 15 miljoen totaal, te verdubbelen tot ca 30 miljoen per jaar, nog uitermate beschei den is. Om dit minimum te halen moet er echter twee keer zoveel gerestaureerd worden als nu. Be denkt nog daarbij dat deze overheidsinvestering niet alleen het karakter, maar ook de bruikbaar heid van de oude stadskernen in stand moet hou den, dat hierdoor veel kostbaarder sanerings- en doorbraakplannen voorkomen kunnen worden, en dat dit geld door het opruimen van krottoe standen grotendeels direct de volkshuisvesting en de volksgezondheid ten goede komt, dan wordt het betoog van ,JLevend Erfdeel', bouwkunst van vroeger voor mensen van nu"toch wel zeer klem mend. De tentoonstelling blijft tot 24 maart 1962 in het Bouwcentrum en zal vervolgens nog in verschil lende andere steden komen. Het is te hopen dat niet alleen vele architecten, stedebouwkundigen en bouwers het hier getoonde zien en overdenken, maar vooral de bestuurders van stad en land! G. B. 113 LEVEND ERFDEEL

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 19