Toen op 24 oktober H.K.H. Prinses Irene in het Bouwcentrum de tentoonstelling „Levend Erfdeel" opendehad een bijna anderhalf jarige voorberei ding haar einddoel bereikt. De lezers van Heem schut hebben dit werk in grote lijnen kunnen vol gen: de instelling van de Commissie Bevordering Heemschutgedachte, die in augustus 1960 werd geïnstalleerd met de heer A. G. M. Boost als voor zitter en Mr. T. Landheer als secretaris. Vervol gens het tentoonstellingsplan dat na overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en met verschillende zusterorganisaties werd „onderge bracht" in een eigen stichting onder voorzitter schap van Mr. H. Kruis. Terwijl het werk aan „Levend Erfdeel" in volle gang was werd in augus tus 1961 een inleidende pers-excursie gehouden langs een groot aantal voor de monumentenzorg be langrijke plaatsen; enkele citaten uit de versche nen artikelen zijn in het vorige Heemschutnum mer te vinden. Het staat wel vast dat de doelstelling der com missie, n.l. de Heemschutgedachte uit te dragen in wijde kringen die tot nog toe niet of nauwe lijks bij de activiteiten van onze Bond betrokken waren, al vóór de opening der tentoonstelling krachtig was bevorderd. Dat blijkt reeds uit de samenstelling van het stichtingsbestuur en uit de belangrijke bijdrage van het Bouwcentrum, een bijdrage die veel meer dan de huisvesting alleen heeft behelsd. Bij de openingsplechtigheid waar van enkele toespraken in dit nummer zijn opge nomen werden vele medewerkers genoemd en bedankt. Eén naam mag daarbij in ons blad nog onderstreept worden: die van Mr. T. Landheer, die het initiatief nam en een groot aandeel had in de realisering van „Levend Erfdeel". De tentoonstelling zelf brengt in welgekozen foto's, grappige tekeningen en pakkende teksten een aan tal gedachten over de betekenis van de monumen tenzorg en de problemen der oude binnensteden naar voren, die in Heemschut-kringen min of meer vertrouwd klinken. Doch ook zonder de verrassing van het onbekende is het hoogst verhelderend dit logische en instructieve betoog te volgen. Bijzon dere nadruk kregen enkele punten die vaak aan leiding tot misverstand geven. Dat geldt bijvoor beeld de enorme verwoestingen die door oorlogen, natuurrampen en verwaarlozing reeds in het natio nale erfdeel aan waardevolle oude architectuur zijn aangericht. Van talloze belangrijke gebouwen en -groepen (de middeleeuwse kloosters op het land b.v.) zijn in het gunstigste geval alleen af beeldingen en funderingsresten over. Wel verre van de sloopgrage kreet „men kan toch niet alles bewaren", dient thans de leuze te zijn „het weinige dat ons rest dient behouden te blijven". Een volgend punt is dat het herstellen in de oor spronkelijke trant van een vervallen of uitgebrand 112 gebouw, waar nodig aangepast aan een veranderd gebruik, ook in zeer creatieve perioden met een sterk eigen stijlbesef als een normale zaak werd be schouwd. Een sprekend voorbeeld geeft de her bouw van honderden gothische dorpskerken na de 80-jarige oorlog. De stelling dat de wens tot be houd van een fraai gebouw of stadsbeeld een vreemd overblijfsel uit de romantiek zou zijn, een uiting van wantrouwen in de eigen tijd en in wezen oncreatief, wordt daarmee naar het domein der loze praatjes verwezen. Duidelijk komt ook naar voren dat enerzijds het vinden van een passende functie volstrekt noodza kelijk is om een gebouw in stand te houden de ondergang van leegstaande bouwwerken wordt met pakkende voorbeelden geïllustreerd doch dat anderzijds de oude gebouwen, waarvan de in deling niet op een zo gespecialiseerde technische outillage was toegespitst als tegenwoordig, met allerlei veranderde bestemmingen kunnen „mee groeien" zonder hun architectonische waarde te verliezen. Men denke aan de Abdij van Middel burg die zetel werd van het Provinciaal Bestuur, aan tal van kloosters die een nieuwe functie kre gen als wees- of gasthuis. Dan komt de cityvorming, het stedebouwkundig vervormingsproces waardoor, in verband met de opkomst van de spoorwegen, het groeiende be drijfsleven samenklontert in de oude steden die het centrum worden van grote stedelijke gebie den. Nog steeds is de uitdijende city met hoge kantoorgebouwen het droombeeld van vele pro vinciesteden, waar men de slaperige ogen sluit

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 18