Napraatje Over het algemeen lezen en citeren wij met instemming de gevatte commentaren van „Bouw"- redacteur W. V. over binnenstadsproblemen en automisbruiken in zijn rubriek „Uit andermans en eigen koker". Met de conclusie van zijn artikel „Oude Rijn wordt winkelstraat" in het nummer van 9 september 1961 zijn wij het echter oprecht oneens. „De Oude Rijn is in Woerden gedempt en daarmee is een kwestie die in deze stad gedurende ongeveer honderd jaren aan de orde is geweest, eindelijk tot een oplossing gebracht. De oude stad Woerden was vroeger blijkbaar al heel modern en haar tijd kennelijk vooruit. Want de meeste „grach tenkwesties" in ons land dateren van na 1864, dat is namelijk het jaar waarin de toenmalige gezond heidscommissie van Woerden de aandacht van het gemeentebestuur vestigde op de wenselijkheid de Oude Rijn te dempen, omdat deze als vaarweg zijn betekenis had verloren en door de omwonenden als stortplaats voor alle mogelijke ongerechtigheden werd gebruikt." Na een summier overzicht van de slepende historie acht de schrijver, foto's van vóór en na de demping bekijkend,„het standpunt van de vroegere anti-dempers toch eigenlijk best begrijpelijk. Want het is toch wel heel jammer degenen die de vroegere situatie uit eigen beschou wing kenden, zullen dat te meer beamen, dat zo'n charmant stadsbeeld nu ook alweer is ver dwenen. Maar houdbaar was dat anti-standpunt toch niet meerEn zo wordt de Oude Rijn thans verkeersweg en in de naaste toekomst ver moedelijk een belangrijke winkelstraat. En dan helaas met vrij grote zekerheid even lelijk en „bui ten proportie" als de meeste gedempte grachten waarvan in ons land even helaas talloze voor beelden te zien zijn. Maar een stad moet nu een maal in de eerste plaats léven. Het functioneren als museum is weinig lucratief". Wat dit laatste betreft zijn wij geneigd met Cicero uit te roepen Quo usque tandem, hoe lang nog? Hoe lang zal het nog duren dat het dwaze, zinloze alternatief: museum of leven, als argument wordt gebruikt? Ware het niet een onrecht jegens alle mensen die in musea werken, dan zou het „mu seum of leven" op één lijn gesteld kunnen worden met de N.S.B. kreet „Mussert of Moskou", waarop toen het weldenkende deel der natie ten antwoord gaf: dank u, geen van beiden! Zijn de Amsterdam se Zandhoek of de Amersfoortse Muurhuizen mu seum geworden toen zij van krotbuurt door mid del van restauratie veranderden in aantrekkelijke woongelegenheid? Zijn de Haagse Prinsengracht, het Leidse Levendaal of de Amsterdamse Spui straat, alle drie drukke verfomfaaide, door dem ping verkregen verkeersstraten, daardoor econo misch opgeleefd? En, omgekeerd, zijn de Kalver- straat en de Lijnbaan soms snelverkeerswegen? Laatste vraag: is „leven" gelijk aan „méér geld verdienen" of behoren daartoe soms ook enkele niet in geld waardeerbare zaken als een zekere harmonie en schoonheid van het woon- en werk milieu? Op één punt heeft de heer W. V. schoon gelijk. Het was een charmant stadsbeeld en het wordt lelijk, onherroepelijk. G. B. In memoriam J. J. Talsma Met oud-burgemeester J. J. Talsma is een over tuigd vechter voor het behoud van de schoonheid van Nederland heengegaan. Reeds in 1924 gaf hij een gedegen Heemschutstandpunt weer in het arti kel „Verkeersproblemen en Schoonheidseischen", dat verscheen in het Weekblad voor Gemeente belangen en waar hij de ook toen reeds dreigende demping van de Oude Rijn te Woerden op de korrel nam. In het februari-nummer van Heemschut 1951 nam hij opnieuw op de hem eigen weloverwogen wijze stelling tegen deze demping, die tenslotte helaas toch is uitgevoerd. Als rechtgeaarde Fries had het water en de plaats en betekenis van het water in stad en landschap zijn voortdurende aandacht. Met kracht bestreed hij de verontreiniging van onze wateren. Met verve kwam hij op tegen de dem pingsmanie die over de Friese dorpen ging in de jaren '49 en '50. Zijn artikelen in jaargang 1950 van Heemschut over „Verdwijnend Dorpsschoon" en „Moet Heemschut zich in bepaalde gevallen van critiek onthouden" zijn nog altijd lezenswaard. Hij was het, die aan de hand van cijfers nuchter voorhield van hoeveel belang het behoud van open water in Friesland was voor de bestrijding van brand, een waarschuwing die niet zonder ge volgen is gebleven. Talsma had niet alleen een sterke Heemschutover tuiging, hij streed er ook voor en had een actief aandeel in het Bonclswerk. Hij was een stuwende kracht bij de oprichting van de Heemschutcom missie „De Weg in het Landschap" in 1933 en hij maakte tot zijn verscheiden deel uit van het algemene bestuur van onze Bond. Zijn waarde volle bijdragen aan ons werk, die de plaats heb ben helpen bepalen, waar de Bond nu staat, doen ons Talsma in dankbaarheid herdenken. T. K. 108

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 14