de uitbreiding van het stadje niet stelselmatig en harmonisch geschiedt, doch het aantrekkelijkste as pect van Zevenaar, de bestaansmogelijkheid van het Huis met zijn fraai parkbos, en de agrarische belangen van talrijke kleine pachters opoffert, door op de beste en landschappelijk belangrijkste land- en tuinbouwgrond woongelegenheid te ma ken voor mensen die door advertenties over „vrije vestiging" van elders, van Arnhem en zelfs uit Amsterdam, worden aangelokt. Als dat een „har monische uitbreiding" en een „aantrekkelijk woon klimaat" moet heten, voelt men toch wel enige twijfel rijzen. Wordt de planologische terminologie hier juist gebruikt, of dienen de woorden om het feit te verbergen dat het provinciaal bestuur ver zuimde de misslagen van Zevenaar te corrigeren? Kampen, Cellebroedersbrug In het artikel „Moeten de grachten dicht?" van Ton Koot (Heemschut aug. 1959) werd het gemeente bestuur van Kampen met waardering genoemd als een der weinige gemeentebesturen die op de aan drang tot demping het juiste antwoord gaven; toen men de Burgel of Burgwal, de voormalige stadsgracht die zo bijzonder fraai door de stad heenloopt, wilde dempen, werden in 1951 deskun dige commissies ingesteld die de stedebouwkun- dige, hygiënische, waterbouwkundige en financiële aspecten van het vraagstuk bestudeerden en tot de conclusie kwamen dat dempen verkeerd zou zijn. Men kan echter een gracht laten voorbestaan doch in feite vernielen, zoals men een huis kan laten staan met kapotte ramen en een lekkend dak zodat het vanzelf vergaat. Ook een gracht vergt onderhoud: het schoonhouden van het water, de verzorging van kaden en bruggen. Een gracht in een oude Nederlandse stad is niet zomaar een sloot naast de straat, maar een stedebouwkundig element dat in een bepaalde verhouding staat tot de kadehoogte, de straatbreedte, de boombeplan ting en de bebouwing. Boogbruggen en stoepen horen erbij. Het zijn juist deze dwarsprofielen, tel kens anders, maar steeds van een markante ver houding, die de stadswateren zulk een bijzondere bekoring geven. In Kampen is men bezig de ene kademuur van de Burgel te vernieuwen, d.w.z. er wordt een nieuwe muur gebouwd enkele meters verder, zodat het water smaller en de rijweg breder wordt. Het ge volg is dat de fraaie driebogige Cellebroedersbrug ten dode is opgeschreven. Heeft dan niemand, het zij op gemeentelijk, hetzij op provinciaal, hetzij op regeringsniveau tijdig in de gaten gehad wat hier werd opgeofferd, en heeft niemand bij deze weg- verbreding gedacht aan de brug die n.b. op de monumentenlijst staat? En is er dan niet reden te over om in Kampen spoedig weer een actieve vereniging te organiseren tot behoud van het vele schoons dat de oude Hanzestad nog bezit? Zaanse Schans Dat het kwaad vechten is tegen windmolens wist Cervantes reeds. Alle Zaanse molenliefhebbers ho pen dat het de plannen om de Kalverpolder vol te bouwen (zie ons vorige nummer) evenzo zal vergaan als de aanval van Don Quichote, weggen slagen te worden door de wentelende wieken. Een goed moment in dez.e strijd was het toen in het najaar Minister Van Aartsen, de Commissaris der Koningin en Gedeputeerde Staten een werkbezoek brachten aan de Zaanstreek en, varend over de Zaan, tussen de wieken van de molen „De Kat" het spandoek zagen dat op de omslag van dit Heemschutnummer werd gereproduceerd. Inmiddels is een Vereniging van vrienden van de Zaanse Schans in oprichting die de verschillende activiteiten zal coördineren om de Schans mèt zijn omgeving tot een uniek cultuurmonument te maken. Voor wie denken mocht dat er nu toch wel ge-' noeg verenigingen en genoeg activiteiten zijri ter verdediging van het landschaps-, dorps- en steden schoon diene de hierbij gereproduceerde foto, ons toegezonden door architect J. Brouwer te Aerden- hout, ter nadere overpeinzing. Ook deze foto toont de Zaan, achter de Westzijde te Zaandam, links een theekoepel of luchthuis, rechts de Doopsge zinde kerk. Het was tot voort kort. een gaaf stuk Zaanoever. Er werd, zoals dat heet, een nieuw element tussengevoegd. Wij zouden de moderne architectuur onrecht doen door hier te spreken van een „eigentijds accent", het modewoord dat te pas en te onpas wordt gebezigd om dergelijke geestloze wanproducten op de verkeerde plaats een afgesleten manteltje van progressieve flinkheid om te hangen. G. B. 107 Een nieuw bouwsel aan de Zaan-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 13