94
„Op tenminste één terrein kunnen wij, Nederlan
ders, ons beroemen rijk- te zijn en tegelijkertijd de
deugd van armoede te beoefenen: het terrein der
monumentenzorg. Wij zijn rijk aan talrijke verde
digingswerken; openbare gebouwen, kloosters en
gestichten met historische waarde en van ontroe
rende schoonheid. Wij zijn arm daar wij hoege
naamd geen zorg hebben besteed aan de geërfde
monumenten van onze voorvaderen, nauwelijks be
grip toonden voor de culturele en historische aspec
ten van wat ambachtslieden schiepen in de loop der
eeuwen. En in zeker opzicht behoren wij ook tot de
achtergebleven gebieden. Nederland kan zich rang
schikken op de laatste plaats in de rij van beschaaf
de landen die een wettelijke regeling ontwierpen
voor het behoud van hun bouwwerken."
Unitas combinatie, o.a.
Brabants Dagblad Het Huisgezin.
„Wij zagen Havelte met z'n prachtige boerderijen,
de v.m. Havezate „Overcinge", de oude Hanzestad
Kampen met haar stadhuis en beroemde schepen
zaal, Steenwijk, Giethoorn en Genemuiden en het
nog steeds prachtige Elburg. Dan Vaassen met zijn
kasteel Cannenburg, dat thans als museum enorm
veel bezoekers trekt. Amersfoort met zijn restauratie
van het v.m. klooster Mariënhof waarin thans de
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek
zo comfortabel is gehuisvest. Kortom, een film van
gerestaureerde historische bouwwerken die met recht
wel een Levend Erfdeel genoemd mag worden.
Hun functionaliteit is dikwijls zo goed als die van
een modern gebouw, in bepaalde gevallen waar
schijnlijk zelfs beter. Deze gebouwen zijn gerestau
reerd en hebben tevens een passende bestemming
gekregen."
„Een voorbeeld daarvan is de restauratie van het
Amsterdamse huis waar van 1629—1635 Descartes
tijdelijk woonde (Westermarkt 6) en waarin thans
het secretariaat van de Amsterdamse Volksuniver
siteit zijn intrek heeft genomen. Het is eveneens
verantwoord dergelijke panden te restaureren voor
particuliere bewoning. In tegenstelling met wat veel
„plattelanders" schijnen te denken is de „woontrek"
naar de Amsterdamse binnenstad zeer groot, on
danks het dikwijls veel geringere comfort. Enkele
jaren geleden schreven wij reeds in De Groene dat
er in Amsterdam zeer veel huizen bewoonbaar zijn
te maken, uiteraard voor andere lieden dan hen die
de bedenkelijke openheid in de nieuwe steden ver
kiezen, d.w.z. veel kunstenaars, intellectuelen, kort
om lieden bij wie het (niet sentimentele) „mee"-leven
met de oude stad werkelijk van binnen uit komt. De
Amsterdamse binnenstad is in haar geheel een
Levend Erfdeel, maar moet dan ook worden be
woond door mensen voor wie het woord „levend"
een eerste en het woord erfdeel een tweede innerlijk
doorleefd begrip is. Deze gelegenheden zullen zich
ongetwijfeld steeds meer voordoen naarmate de
handelskantoren noodgedwongen de periferie van
de stad zullen kiezen omdat het moderne verkeer
een kantoor op de grachten steeds minder aanlok
kelijk, zo niet onmogelijk zal maken."
J. J. Vriend in De Groene.
„Bij Purmerend verrijzen dezelfde huizenblokken
als bij Rotterdam en streekplannen die er op gericht
zijn het karakter van de plattelandsgemeenten te
sparen stuiten af op gemeentelijke autonomie-aan-
spraken. Wie in de vacantie de toenemende mono-
tomie ontvlucht, zoekt het veelal in gebieden die zijn
achtergebleven wat landbouw-methoden en volks
woningbouw betreft. Nederland kan zich geen ach
terblijven veroorloven, maar naarmate wijken als
Morgenstond in Den Haag, Slotermeer in Amster
dam en Pendrecht in Rotterdam groeien, worden
steeds waardevoller het profiel van een middeleeuws
stadje op het land of aan de rivier, een welbewaard
plein dat ons verplaatst naar de 16e of de 17e eeuw
of zelfs een enkele fraaie renaissancegevel in een
drukke winkelstraat. Het gaat niet alleen om de
schoonheid van oude panden. Welbeschouwd is bij
voorbeeld een kasteel als de Cannenburgh te Vaas
sen, zoals het thans voortbestaat, allerminst een
mooi gebouw. Maar het is een tastbaar stuk Gel
derse historie en het herbergt de historie van ver
scheidene Gelderse geslachten in de vorm van huis
raad en portretten.
De Nederlander die in Frankrijk de kastelen aan de
Loire bezoekt, ervaart als hij ook eens in eigen land
op kastelentocht gaat, dat de grote huizen van Hooft,
Belle van Zuylen of Maarten van Rossem hem nog
op een andere manier aangaan.
We ontmoeten daar een meer eigen verleden en met
de terugblik in het verleden verlengen wij als het
ware de korte spanne van ons leven zoals wij met
minder houvast ook in de toekomst trachten te
kijken. We hebben niet genoeg aan een papieren
historie en willen voorkomen dat het verleden spoor
loos wordt. Daardoor ervaren wij elk verlies aan
oud cultuurgoed als een aanslag die ons persoonlijk
treft."
De Gooi en Eemlander.
Deze citaten zouden nog met vele andere aangevuld
kunnen worden. Met deze enkele voorbeelden is
evenwel voldoende aangetoond dat door de pers
excursie de gedachten die de Bond Heemschut voor
staat, op doeltreffende wijze zijn uitgedragen: een
hoopvolle ouverture van de tentoonstelling Levend
Erfdeel.
G. B.