met aanvullende gemeentelijke lijst in 1925. Er mag worden verondersteld dat thans voldoende waar borgen aanwezig zijn, om het behoud van al die nummers te verzekeren. Doch het tegendeel blijkt helaas waar te zijn. Want een nieuw en voor Brielle zeer zeker elementair begrip begint zich te open baren. Den Briel, vanwaar de rondtrekkende marskramer, al o£ niet met hondekar, de bewoners van Voorne en Putten van allerlei levensnoodzakelijkheden placht te voorzien, gaat zich opmaken winkels te creëren in navolging van de grote stad. Waar eens in het centrum, daar waar Nobelstraat en Voorstraat in elkaar overgaan, de regentenstand zich had ge concentreerd, wordt thans een winkelcentrum saam gedrongen, een proces, waarbij voorname en stijl volle gevels verbouwd worden tot etalageruimten. Als architectonisch devies geldt slechts de navolging van wat de grote stad op dit terrein had voortge bracht. De meest extreme en wild geglazuurde puien worden opgetrokken; menige gave trapgevel ver dwijnt, zonder dat er enig protest van de zijde der monumentencommissie wordt vernomen. De statige iepenrijen langs de havens worden langzaam maar zeker onttakeld en niet verder aangevuld. Vooral het verdwijnen van dit groen is de reden, dat het historisch karakter van Brielle wel zwaar wordt ge schonden. Toch, het moet gezegd, blijkt onder meer aan de hand van tekeningen en prenten, dat er nog steeds iets van die typische brielse sfeer valt waar te nemen, nog zijn er hier en daar de sierlijke smeedijzeren hekken en de hardstenen stoepen om op de uitzon derlijke positie der bewoners nadruk te leggen De tweede wereldoorlog gaat voorbij, zonder al te diepe wonden achter te laten. Wel wordt tijdens een bombardement op 4 maart 1942 een overigens niet interessant stadsdeel verwoest. Als het enige belangrijke op het gebied van het stedeschoon geldt het besluit van 1941 om alle stadsverbouwingen on der de goedkeuring te laten vallen van het instituut Stad en Landschap te Rotterdam. Wie in staat is om een vergelijking te trekken tus sen „hoe Brielle er uitzag in 1945" en „wat er van Brielle geworden is", zal uit den aard deze verge lijking af laten hangen van zijn smaak. Velen zullen zeggen „er is in Brielle heel wat opgeknapt en op geruimd, maar het blijft alles bij elkaar nog steeds een oud boeltje. Sanering is dan ook dringend noodzakelijk." De andere groep (natuurlijk een weinig omvangrijke en zeker niet vertegenwoordigende het autochtone gedeelte van de bevolking) steekt zijn verontwaar diging niet onder stoelen of banken en zegt: „Wat is er in Brielle veel verknoeid! Is hier dan geen monumentencommissie? Wie is hier de welstands commissie? Kan dit allemaal maar? Als men zo doorgaat, blijft er van het historische en artistiek waardevolle Den Briel niet veel meer over!" Inderdaad is er na de oorlog in Brielle veel ver anderd. Het in 1946 tot burgemeester benoemde Tweede Kamerlid H. van Sleen heeft zijn bestuur lijke kundigheden en zijn belangrijke invloed in dienst van deze wel zeer verarmde en verwaarloosde gemeente kunnen stellen. Onder diens krachtige, maar korte leiding, zijn dan ook vele belangrijke verstrekkende initiatieven genomen, welke het uiterlijk van de stad wel grondig hebben gewijzigd. De stoepen der hoofdstraten werden verwijderd ten dienste van riolering en verkeer. Goede besluiten werden genomen ten aanzien van het behoud van een vijftal zich in vergaande staat bevindende mo numenten: Het Brighittenpoortje, de Sint-Catha- rinakerk, het Stadhuis, de Waag en het Wagemakers- huis, het een en ander met het oog op de „recrea tie", zoals deze door het provinciaal bestuur van Zuid-Holland rondom de inmiddels afgedamde Brielse Maas werd voorbereid. De karakteristieke Julianabrug en de schilderachtige houten Rode Brug werden door nieuwe stalen vervangen met het oog op het toenemende verkeer. Door de bouw van verschillende scholen en het creëren van nieu we onderwijsinstellingen werd Brielle een uitge breid schoolcentrum. Jachthavens werden gegraven en aldus kon Brielle zich opmaken een middelpunt voor de watersport 89 Wat er van een pand, vermeld op de rijkslijst, tenslotte geworden is.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 15