lagen van ouds enige kloosters met hun terreinen. Oude geveltjes zijn in den Briel niet zeldzaam en gevelstenen worden er nog in grote getale aange troffen. Er zijn er bijgoed bewerkt en goed be waard; anderen zijn van weinig kunstwaarde of door de kwast bedorven." De heer Craandijk schreef dit, zoals gezegd, in 1883. De wijze waarop deze „eenzame wandelaar" de schoonheden van den Briel wist te waarderen, moet een ieder, die de heemschutgedachte koestert, ter harte gaan. Ook hij laat reeds een weemoedig ge luid horen, waar hij wijst op het verwijderen van een „eigenaardige gevel": „het oude weeshuisdoor Merula gesticht, is van voren gans gemoderniseerd, 't Is met zijn pleister en zijn grote vensterszijn ijzeren hek en zijn plantsoen zeker vrolijker, maar met zijn kruisramenzijn hoog dak, zijn voormuur en zijn ranken toren vertoonde 't zich vrij wat schil derachtiger Craandijk's tijd is juist voor Brielle de periode, waarin het in diep verval begint te geraken. De Nieuwe Waterweg had de laatste loodsen verdreven naar Maassluis. De arrondissementsrechtbank was nog niet lang geleden opgeheven. De betekenis van het garnizoen nam af. Kleine industrieën kwijnden weg. Visserij werd steeds minder uitgeoefend. Moge lijkheden tot ontwikkeling leken vooralsnog niet aanwezig. Families, die jarenlang de toon hadden aangegeven, trokken heen. Er keerden geen andere weer. Het zag er naar uit, dat Brielle temidden van een gaaf vestingstelsel achter haar poorten een ver stikkende dood zou moeten sterven. Kort daarna (1884) werd V. V. R. C. R. baron van Heemstra tot burgemeester van Brielle benoemd. Zijn korte emotionele ambtsperiode betekent het begin van een grootscheepse afbraakcampagne. Rio leringswerkzaamheden en slootopruimingen werden aangepakt. De Waterpoort en een jaar later de Zuid poort (1895) worden gesloopt. Het merkwaardige nu is, dat er omtrent het afbreken van deze monu menten noch voorstellen van Burgemeester en Wet- houders bij de Raad zijn ingediend, noch discussies t öf correspondentie zijn gevoerd, dat de plaatselijke I pers er geen aandacht aan heeft besteed, en de toen malige stadarchivaris Johan Been er in de Brielsche Courant zijn waardering en dank over uitsprak, dat een fotograaf zich de moeite had getroost, om deze poorten op de gevoelige plaat voor het nageslacht vast te leggen!- De tijd is aangebroken, dat men allerwege naar andere middelen van bestaan begint uit te zien. Een kalk- en zandsteenfabriek wordt opgericht, waar door het silhouet van de stad wordt geaccentueerd door een negental schoorsteenpijpen. Nog is deze onderneming een florerend bedrijf 45 man) doch het heeft niet die uitbreiding en ontplooiing ondergaan, welke men had verwacht. Afgezien dus van enkele verdwenen, eens voor de stad zeer dominerende monumenten, gaat Brielle nauwelijks gewijzigd over van de 19de naar de 20ste eeuw en is het gespaard gebleven voor die ontsierin gen welke onze onvolprezen 19de eeuw eigen waren. Brielle is een dood stadje geworden met slecht on derhouden havens en kaden, doch met een rijkdom van iepengroen en een overvloed aan oude gevels, met een indrukwekkend Maarland waar 17de-eeuwse gevels nog verhalen over een opleving in de jaren 1600—1645; een stadje waar de Voorstraat en de Nobelstraat met hun vele Lodewijk XV, Lodewijk i XVI en vroeg 19de-eeuwse gevels bij de minnaar van het stedeschoon de herinnering oproept aan de sfeer, welke hier moet zijn geweest rondom de franse tijd. Nog zijn er de vissersscheepjes in de havens, en zijn er de westerstormen, die het water hoog tegen en over de kaden opzwiepen, nog hangt er die typische, kleinsteedse, provinciale sfeer, welke Johan Been inspireerde voor zijn jongensboeken, waarmede hij de jeugd van Nederland zo heeft weten te boeien, dat hun fantasie Brielle kwalificeerde als de stad, die door deze glorie tot de eerste steden in den lande behoorde. Sedert 1910 begint het aanzien van Brielle zich ech ter snel te wijzigen. Wel wordt er van overheids wege een rijkslijst van monumenten samengesteld, 88 Deurpartij van het huis Nohelstraat 34, afgevoerd van de gemeentelijke lijst!

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 14