welk een schrikwekkend stedebouwkundig ziekte proces de auto-verslaving teweegbrengt, een ziekte proces dat uiteindelijk het maatschappelijk leven tot in het merg aantast. Alweer geeft Amerika het voor beeld. De heer cle Gunne, directeur van de Vereni ging van Belgische steden en gemeenten, publiceer de in het blad „De Bouwkroniek" (3 en 10 juni 1961) een verslag van zijn bezoek aan de stad Dayton, een middelgrote stad (500.000 inwoners) in de wel varende staat Ohio, die zich economisch zeer snel ontwikkelt, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat één op de drie inwoners een auto bezit. „Het stadscentrum van Dayton is in doodsstrijd; cle laatste levenstekenen verdwijnen in versneld tempo. Niet alleen wordt er niet meer gebouwd maar de be staande gebouwen worden afgebroken en niet meer vervangen, tenzij door troosteloze betonnen of ver harde parkeergelegenheden. De bestaande gebou wen worden verwaarloosd of verkocht. De en kele overblijvende warenhuizen en winkels doen slechte zaken De omzet neemt voortdurend af. Ook de hotels worden minder talrijk en worden niet meer gemoderniseerd. Nog een paar stoffige bioscopen trachten moeizaam tegen de stroom op te roeien. De etalages van de winkels en van de waren huizen zien er meestal armzalig uit. De particuliere tram- en autobusdiensten staan aan de rand van de afgrond. In 1953 bedroeg het aantal reizigers 63 mil joen, in 1959 nog slechts 23 miljoen Van 9 uur 's avonds af ligt de stad volkomen verlaten, er zijn geen vergaderingen meer, er is geen verkeer, er is geen leven." „In Dayton en overal in de V.S. worden op het ogenblik 75% van de huizen in de voorsteden ge bouwd, 24% op het platteland, en 1% in de stad zelf. Dit is een nationaal gemiddeldeDe waren huizen van het stadscentrum worden aangevuld door zeer talrijke shopping-centra. In 1950 bestond er nog geen, in 1960 waren er in de V.S. reeds meer dan 2500, in 1970 zullen er meer dan 10.000 shop ping centra zijn. Men vindt ze soms helemaal op het platteland, aan het kruispunt van twee autowe gen, omringd door een reusachtige parkeerruimte. Waarom is duidelijk: de Amerikanen rijden liever 30 km over een uitstekende autoweg dan 5 km door het trage verkeer van een stad, waar zij dan nog geen parkeerruimte vinden Intussen sterft het stadscentrum uit. De prijzen voor de gebouwen en terreinen maken een ernstige inzinking door. De handelsactiviteit verslapt en verdwijnt meer en meer. De gemeenschappelijke vervoermiddelen gaan fail liet en verdwijnen spoedig. Het stadscentrum is nog slechts een administratief centrum, met enkele ge bouwen en vele tot parkeerruimten omgeschapen terreinen." Dit zijn enkele grepen uit het verslag van de heer de Gunne, geciteerd uit „de Bouwkroniek" in „Co- bouw". Laat men zich in Europa vooral geen illusies maken dat het hier zover niet komen zal: ook in ons werelddeel en in ons land tekenen zich de symp tomen van het ziekteproces af, alleen verkeert men hier in een vroeger stadium, en staan er in onze binnensteden niet alleen economische waarden op het spel die eventueel elders gecompenseerd kun nen worden maar vooral geestelijke waarden, die niet te vervangen zijn. Uiteindelijk gaat het om het begrip „stad" als brandpunt en zwaartepunt van het culturele leven. In het weekblad „De Nederlandse Gemeente" van 10 maart j.1. beschrijft de heer L. H. Jacobsen in een artikel „Voetgangersgebieden in de stad" dezelfde verschijnselen in de V.S. als cle heer de Gunne. „Deze ontwikkeling (van de auto) gaf het aanzien aan de geïsoleerd liggende shopping centra, omgeven door vele hectaren parkeerterrein, aan drive-in banken, drive-in bioscopen en drive-in kerken. Nergens duidelijker dan hier wordt gede monstreerd welke stedebouwkundige vorm het uit eindelijke antwoord geeft op de eisen die het toe nemend autogebruik stelt. Deze ontwikkeling vond plaats ondanks een hardnekkig pogen het probleem in de binnenstad zelf tot een oplossing te brengen door het aanleggen van voortdurend nieuwe par keerterreinen, c.q. de bouw van parkeergarages en het doorsnijden van de binnensteden met express- ways." „Indien men van meet af aan een stad zou kunnen bouwen, die volledig is afgestemd op de eisen van het particuliere autoverkeer, dan wordt de eerste mogelijkheid gevormd door de omschreven spreiding der binnenstadsbestemmingen, hetgeen dus aanlei ding geeft tot een ontkenning van de binnenstad in de Westeuropese vorm. Men is in die conceptie dan ook volledig aangewezen op de auto, aangezien het gebrek aan concentratie noch attractief is voor openbare vervoersmiddelen noch voor voetgangers verkeer". Ziedaar dan de consequentie: inplaats van de mid delpuntzoekende kracht die steden tot stand brengt waar creativiteit op velerlei gebied geboren en ge bundeld wordt, treedt de middelpuntvliedende kracht der autoverslaving op, die de anti-stad voort brengt; het vormloze conglomeraat van suburbs, drive-in ondernemingen en bedrijfscomplexen met ergens in het midden een rottende plek: de voorma lige city. Een gezonde of natuurlijke ontwikkeling kan niemand dit noemen. Het is zonder meer een ziekteproces dat door de overmatige groei van één functie der stedelijke samenleving het gehele orga nisme in gevaar brengt. Er is dan ook geen sprake van dat in belangrijke stedebouwkundige concepties voor nieuw te bouwen steden het autoverkeer de allesoverheersende plaats zou krijgen die men hiervoor in en ten koste van bestaande steden opeist. In Elseviers Weekblad van 24 dec. 1960 beschreef Dr. ir. A. W. J. Mayer de nu half voltooide stad Mourenx-la-Nouvelle die in Zuid-Frankrijk nabij een grote aardgasontginning wordt gebouwd: „Het meest opvallende voor Ne derlandse stedebouwers is wel dat Mourenx een stad is voor voetgangers. Autoverkeer is slechts in enkele 78

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 28