op een molenwerf levend begraven door toedoen van
Gerard van Poelgeest, als een persoonlijke wraak
neming, omdat Beilinc enkele jaren tevoren het slot
der Van Poelgeesten had geplunderd.®)
De roemruchte burcht van Schoonhoven, zo menig
maal het middelpunt van luisterrijke jacht- en hof
stoeten maar ook van verbitterde strijd, vond na een
bestaan van ongeveer drie eeuwen, vervallen door
ouderdom en geteisterd door brand, tenslotte een
roemloos einde in een langzame sloping. In 1521 be
gonnen, was het proces in 1533 geheel voltooid en
was het slot verdwenen. Het terrein is in 1672 gro
tendeels vergraven voor het verbreden van de stads
gracht en aanleg van een bastion.
De tachtigjarige oorlog liet de Lekstad niet onge
moeid. Na 1 april 1572, toen vele steden overgingen
naar de zijde van de Prins, bleef men in Schoonho
ven verdeeld, doch na hevige strijd moesten op 20
oktober 1572 de Spanjaarden aftrekken en de stad
aan Lumey overgeven.
Het rampjaar 1672 vond Schoonhoven paraat, d.w.z.
de zeer verwaarloosde vestingwerken werden in be
tere staat gebracht en een aanval van de Fransen
bleef dan ook uit.
Toen in juni 1787 Prinses Wilhelmina, de echtge
note van Stadhouder Willem V, op haar tocht naar
Den Haag te Goejanverwelle-sluis was aangehouden,
werd haar toegestaan om de nacht in Schoonhoven
door te brengen. Dit was voor de Pruisische jagers
aanleiding om in september 1787 te komen plun
deren en de stad in grote armoede achter te laten:
„vele burgers geruïneerd, vele godshuizen en instel
lingen beroofd van rentebrieven, de gemeentekas
was ledig, zelfs met schulden beladenToch
wisten de burgers zich weer te herstellen en maakt
het stadje een welvarende indruk. De zalm- en
steurvisserij, die hier destijds druk werd beoefend,
ging wel te gronde, doch als zilverstad heeft Schoon
hoven nog grote vermaardheid. In vele werkplaatsen
wordt dit edele ambacht, dat hier reeds in 1395 be
kend is, beoefend en in het museum „Het Edel-
ambachtshuis" worden de schoonste produkten van
dit vak getoond.
De grote aan Bartholomeus gewijde kerk is het ge
bouw, dat het silhouet van de stad volledig beheerst.
Zij dateert reeds uit het midden van de 14de eeuw,
gebouwd onder de kasteelheer Guy van Chatillons.
Het is een tot hallenkerk verbouwde kruiskerk, die
in de jaren 1927-1934 grondig is gerestaureerd en
gedeeltelijk verbouwd. De toren, begonnen in de
15de eeuw, staat door verzakking 1.56 m uit het
lood, doch bij de laatste verbouwing zijn door het
aanbrengen van betonnen steunpunten de nodige
voorzieningen getroffen, waardoor verder verzakken
niet meer mogelijk zal zijn.
Het kerkgebouw bevat o.a. een kunstig gesneden
oxaal van 1566, in 1646 tot „Heerenbank" inge
richt, waarin de leden van de magistraat bij hun
kerkgang zaten; de grafzerk van Olivier van Noort,
in zijn leven Capitein-Admiraal en de Capitein-Ge-
neraal over de eerste hollandse vloot, die door de
Straat Magellan de wereld heeft omgereisd; de
grafzerk van Klaas Louwerense Blom, die in 1549 de
eerste windmolen uit Holland in Spanje heeft ge
bracht; borden van het schippersgilde anno 1607 en
van het schuttersgilde anno 1613, enz.
Het sierlijke stadhuis, uitwendig van witte Gober-
tanger steen werd begonnen in 1452 en gerestau
reerd van 1927-1929. Vermeldenswaardig zijn vooral
nog het schilderachtige Waaggebouwtje over de
Haven, daterend van 1617, het Stadskorenpakhuis
in de Koestraat met een trapgevel van 1566 en met
in het midden van de gevel een rijkbewerkte steen
met het stadswapen, en het Doelenhuis.
J. D. M. B.
Bouwkundige gegevens voornamelijk ontleend van het
Kunstreisboek voor Nederland deel i.
74