Vervuiling
behoudzuchtigen van elk oud of-misschien oud stuk
je steen, die van Nederland een'groot openluchtmu
seum zouden willen maken, gaan wij niet in. Het is
te afgezaagd, te ongerijmd en te kinderachtig.
Ir. Verhoef wenst in aansluiting bij Jac. v. d. Ster
Heemschut geluk. Beide schrijvers waarderen de ijver
van onze Bond. Ir. Verhoef beschouwt deze activi
teit als een onontbeerlijke prikkel voor de bedacht
zame middenmoot om wakker te blijven, als een
tegenwicht van degenen die aan hun gewin de oude
steden zonder meer willen opofferen. Toch is het te
kenend dat voor hem de laatste groep „voorijlers"
zijn, en de Heemschutters recalcitranten, tegen
strevers, mensen dus die zich tegen een noodzake
lijke ontwikkeling verzetten, die gemakkelijk praten
hebben omdat zij geen verantwoordelijkheid dragen.
Met de taak zelf hebben zij, zo menen wij de teneur
van het betoog te mogen verstaan, eigenlijk niets te
maken. Zij mogen in kranten, comité's en vergade
ringen rumoer veroorzaken, maar de deskundige
overheidsdienaar of adviseur behoeft zich daarvan
niets aan te trekken. Hij is verantwoordelijk. De be
stuursorganen volgen zijn adviezen, varen op zijn
kompas. Dat is hun beleid. „Onder beleid kan nooit
worden verstaan het bagatelliseren van architec
tonische waarden van bepaalde oude bouwwerken
en stedelijke situaties." Uiteraard. Een overheids
dienaar bagatelliseert geen enkele waarde. Hij weegt
verschillende waarden tegen elkaar af en geeft zijn
oordeel welke het zwaarst geacht moet worden. Doch
is dit oordeel onfeilbaar? Is er, bijvoorbeeld, niet ook
eens een plannetje geweest van de Utrechtse dienst
■stadsontwikkeling om de te verbreden Springweg
door te trekken door het koor van de te slopen Geer-
tekerk? Deze kerk was toen in deplorabele staat,
maar werd op het laatste moment gered door een
eensgezinde actie van comité's, vergaderingen en
kranten van buitenstaanders die géén verantwoor
delijkheid droegén. Nu is de gerestaureerde Geerte-
kerk een sieraad van de stad.
Wij willen de deskundigheid der ambtenaren en ad
viseurs niet ter discussie stellen. Ieder zijn vak. Maai
er is een fundamenteel verschil tussen het con
strueren van een solide brug, het goed doen func
tioneren van waterleiding en stadsreiniging en
soortgelijke uitvoerende taken, en het bepalen of de
verkrottende en verstopte oude stadskernen zodanig
geregenereerd zullen worden dat hun historische
schoonheid tot nieuw leven komt, dan wel middels
rooilijnverleggingen en schaalvergroting in korter of
langer tijd wordt vernietigd. Zou een dergelijk-
vraagstuk, waarmee een groot nationaal cultuur
bezit staat of valt, ter uitsluitende beoordeling blij
ven van de ambtelijk-technisch b'ureaux. die hun
plannen baseren op de povere argumentatie die in
het voorgaande wat nader werd bekeken, dan kan
men gevoeglijk Stellen dat technocratie en bureau
cratie het vonnis vellen. Dan wordt bij ons, over ons
en zonder ons een streep gezet döór wat ons aller
geestelijk bezit vormt. GEURT BRINKGREVE
IN MEMORIAM
HERMAN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Op zaterdag 22 april werd in tegenwoordig
heid van vele autoriteiten de Oude Kerk in
Delft plechtig in gebruik genomen, na een
restauratie van twaalf jaar. Enkele uren te
voren had te Wassenaar de begrafenis plaats
gevonden van de ^architect onder wiens leiding
dit langdurige en moeilijke werk was vol
bracht: Herman van der Kloot Meijburg, een
der oprichters van de Bond Heemschut.
Vijf en tachtig jaar is deze onvermoeibare
strijder voor de tradities der Nederlandse
bouwkunst geiuorden. In zijn eigen ontwerpen
voor landhuizen en boerderijen, in verschil
lende boeken, als voorzitter van de BNA en
vooral als architect van tientallen grote en
kleine kerkrestauraties heeft hij zijn inzichten
over het goede ambachtelijke bouwen verde
digd. Dit laatste grote werk, het laeer tot
leven en statige schoonheid brengen van de
machtige Oude Kerk, is een waardige bekro-
ninggeweest van een leven in dienst van de
Nederlandse architectuur.
Men beklaagt zich over de vervuiling van Amster
dam en Den Haag, buitenlandse bezoekers zijn te
leurgesteld, zij spreken die teleurstelling zelfs al uit
in brieven aan de ANVV en in ingezonden artikelen.
Er is alle reden voor, het is erg.
Kwam vroeger de reinigingsman met spuit de straat
en stoepen spoelen, nu doet een wagen het, maar
die komt niet op de stoep en laat de grauw-basaltine-
tegels groezelig en smerig achter
Moet die vervuiling geweten worden aan de bewo
ners, die zoveel nonchalanter zijn geworden? Of
moet de overheid de hand in eigen boezem steken?
De woningen zijn ontegenzeggelijk kleiner gewor
den, onbruikbare verpakking is zeker toegenomen.
Maar de vuilnisman komt slechts twee keer per week
de rommel ophalen! In Parijs komt die dagelijks.
Is het wonder dat er meer vuil op straat en gracht
wordt aangetroffen? Zou het niet wenselijk zijn als
de overheid begreep, dat hij hier in zijn taak tekort
schiet?
Acties als „opgeruimd staat netjes" zullen wel enige
dagen soelaas bieden, maar men behoeft niet te
hopen, dat hier blijvende verbetering van te ver
wachten is.
Met meer begrip voor de eisen van de tijd zal van
overheidswege meer en betere gelegenheid moeten
worden geboden om zijn overtollige vuilnis kwijt te
raken. Dan zal opgeruimd netter staan dan na in
cidentele acties, die de kern van de zaak niet raken.
T. K.
56