toornig te fulmineren indien men vrij is van de wer
kelijke taak!" Hij vervolgt: „De laatste jaren is on
der druk van de omstandigheden, te weten: sane
ringen van slechte wijken, noodzakelijke technische
voorzieningen, het toenemende verkeer, de drang
van grote handels en/of hotelondernemingen, in
vele plaatsen de wens om tot een planmatige ver
betering van de aloude binnensteden te komen meer
en meer levendig geworden. De automatisch tot
stand te brengen verbeteringen na opgedane oor
logsschade elders hebben er zeer waarschijnlijk bij
die steden die gelukkig voor dit geweld gespaard zijn
gebleven de noodzaak doen ontstaan om ook bij hen
een planmatig onderzoek, gepaard aan een nieuw
basisplan, in ernstige overweging te nemen."
De schrijver noemt dan een aantal ook in ons blad
herhaaldelijk genoemde voorbeelden en bespreekt
de punten van verschil en overeenkomst tussen de
plannen voor Alkmaar, Bergen op Zoom en Zwolle.
Tot het algemene vraagstuk keert hij terug door een
lang citaat uit de inleiding van Ir. van Embclen op
zijn plan, waaruit wij een deel overnemen: „Al'onze
oude steden maken een crisis door en dit verschijn
sel blijft zelfs allerminst tot Nederland beperkt. Zij
staan alle voor het dilemma om hetzij zich in een
snel tempo te reorganiseren, dan wel om in een nog
sneller tempo ten onder te gaan. Geen gemeente
bestuur geve zich over aan de illusie dat het hier
aan zou kunnen ontkomen door zich afzijdig te hou
den en van ingrijpen af te zien. Ook dan voltrekt
zich hetzelfde proces, doch ditmaal geheel in den
blinde, met dientengevolge een zeer veel grotere
kans dat de weegschaal zal doorslaan naar de ver
krotting en de verpaupering, dus naar de algehele
ondergang. Zou door een toevallige samenloop van
omstandigheden het oude centrum daaraan ont
snappen, dan zou de transformatie in dienst van
het moderne binnenstadsleven zich op ruwe wijze
voltrekken, en wel (zoals de ervaring van de vorige
eeuw duidelijk heeft geleerd!) ten koste van de laat
ste resten van oude architectonische en culturele
waarden De voortschrijdende vernieuwing in het
verleden is in wezen bij voortduring geweest een
proces van schaalvergroting. Overal waar het oude,
kleine middeleeuwse milieu deze eis tot schaalver
groting door enigerlei oorzaak niet kon volgen, zijn
stagnatie en ondergang het einde geweest. Nu wordt
juist onze tijd gekenmerkt door een zeer sterke
schaalvergroting op alle gebied. Men vergelijke de
omvang van onze gebouwen met die in het ver
leden, men zie een moderne autobus of vuilnis
wagen in een oud stadsbeeld om de discrepantie te
beleven. Al het oude, overgeleverde is te klein voor
onze gebruikseisen. De ligging van het oudste stads
deel, vooral ten opzichte van het plaatselijke ver
keerswegenstelsel is gewoonlijk reeds dermate cen
traal (tengevolge van de gehele wordingsgeschiede
nis van het stadsplan) dat een verplaatsing naar el
ders van de typisch stedelijke centrumelementen
volstrekt tegendraads zou zijn, en daarmede veroor
deeld. Noodgedwongen zal men derhalve in de
meeste gevallen wel verplicht zijn om de binnen
stad te blijven bestemmen voor die elementen die
juist het gevaarlijkste zijn uit een oogpunt van mo-
53
Het Havengebouw in Am
sterdam past bij de openheid
van het IJ