Federatie van Friese musea en oudheidskamers
Heemschuts leden presenteren zich XVII
De vreemdeling, die in Friesland de musea en oud
heidkamers met een bezoek zou willen vereren, kan
er te kust en te keur gaan. Het aantal van deze in
stellingen is wel eens angstwekkend groot" ge
noemd en men mag zich zo langzamerhand inder
daad met enig recht gaan' afvragen of de talrijke
kleinere museale instellingen binnen de grenzen van
het Friese gewest voldoende reden van bestaan heb
ben. Mr. H. P. Linthorst Homan, Commissaris der
Koningin in Friesland, zag blijkens een inleiding tot
de gids voor „De Friesche Musea en Oudheidka
mers" overwegend voordelen: „Die acht en twin
tig musea en oudheidkamers zijn evenzovele schat
kamers, zowel voor de speurder naar kennis en we
tenschap en voor de schoonheidszoeker als voor de
toevallige toerist, die er op een regenachtige dag
onderdak komt zoeken tegen de elementen, en voor
de „trekkende" middelbare scholier. Ik verwonder
mij er eigenlijk altijd over, dat er in een uiteraard be
perkt cultuurgebied als het Friese niet minder dan
acht en twintig van deze inrichtingen zijn kunnen
ontstaan en dat men desniettemin gezien o.a. het
feit, dat sommige daarvan terecht een landelijke
vermaardheid genieten niet in redelijkheid zal
kunnen beweren, dat hier cle kwantiteit ten koste
van de kwaliteit is gegaan." Aldus de optimistische
klankèn van de Friese Commissaris. Dit neemt niet
weg, dat de Federatie van Friese Musea en Oud
heidkamers, die 29 maart 1947 werd opgericht, als
eerste taak kreeg om enige orde te scheppen in de
Friese museumwereld en voorts: wij nemen hier
de formulering over van drs. H. Halbertsma te
Amersfoort, de eerste sekretaris van de Federatie
vaststelling van het aantal musea en oudheidkamers
en de grenzen van hun terreinen. Dit laatste werd
nodig geacht „wilde men niet verstrikt raken in een
weinig edele zucht elkaar vliegen af te vangen." Een
door de heer D. F. Lunsingh Scheurleer in overleg
met de direkteur van het „Fries Museum" te Leeu
warden dr. A. Wassenbergh ontworpen plan met
ressortindeling leek een goed uitgangspunt te zijn.
De ervaring heeft echter geleerd, dat het uitermate
moeilijk is om alle plaatselijke „musèumakfiviteiten"
in de hand te houden.
De situatie is thans zo, dat vrijwel alle Friese steden
en nog verschillende grote en soms zelfs kleinedor
pen een museum of oudheidkamer bezitten. Met
voldoening kan worden vastgesteld, dat er tussen al
deze instellingen, binnen het verband van de Fede
ratie een uitstekende verstandhouding heerst. Met
medewerking van de Provinciale Friese V.V.V. gaf
men enkele jaren geleden gezamenlijk een aantrek
kelijke museumfolder uit. Ook de eerder genoemde
uitvoerige, geïllustreerde museumgids, bood een
overtuigend beeld van de rijk gevarieerde inhoud
van de diverse Friese musea en oudheidkamers. De
toonaangevende plaats, die het „Fries Museum" te
Leeuwarden inneemt, blijkt o.m. uit het feit, dat het
in het dagelijks bestuur van de Federatie steeds een
vertegenwoordiger heeft.
Dit bestuur ziet zich ook de taak toebedeeld om
jaarlijks een Provinciaal subsidie ad duizend gulden
te verdelen onder die Friese musea en oudheid
kamers, die een daartoe strekkend verzoek met door
slaggevende argumenten omkleed, indienen.
Een in 1957 genomen initiatief om onder auspiciën
van de Federatie een museumkursus te organiseren,
speciaal ten behoeve van museumbeheerders en be
stuursleden van oudheidkundige verenigingen, werd
een groot succes.
Op de vergaderingen van het algemeen bestuur,
waarin vertegenwoordigers van alle aangesloten
musea en oudheidkundige verenigingen zitting heb
ben, zijn meer dan eens Heemschutproblemen aan
de orde gesteld. Een enkele maal werd tegen behan
deling van dergelijke zaken bezwaar geopperd. An
deren daarentegen meenden, dat de Federatie zo nu
en dan de actuele vraagstukken in verband met mo
numentenzorg, behoud van stads- en/of landschaps-
schoon niet zou mogen ontlopen.
Ten besluite mag men zonder voorbehoud vaststel
len, dat de Federatie (eerst onder de bezielende lei
ding van de heer D. J. Kamminga te Dokkum en
momenteeel van diens stadgenoot de heer f. K. Beet-
stra) een stevige schakel is gebleken tussen de tal
rijke Friese musea en oudheidkamers en dat zij de
Heemschutgedachte bijzonder goed gezind is.
W. H. KEIKES
Sekretaris van de Federatie van
Friese Musea en Oudheidkamers.
51
Tol de rijke inhoud van verschillende Friese musea en Oudheidkamers
behoort fraai gedreven en gegraveerd zilver uil de 17e en 18e eeuw