BANDEN
VOOR HEEMSCHUT
36
lijk voor een kundig architect om een nieuw gebouw
te ontwerpen dat eigen kwaliteiten heeft en niet
uit de toon valt. Het komt echter niet alleen op de
kundigheid en het talent van de architect aan. Voor
deze opgave worden karaktereigenschappen gevraagd
die even zeldzaam zijn als het scheppende vermogen
en hiermee niet altijd samengaan: eerbied voor het
werk uit vroeger tijden en de bescheidenheid om
niet op te willen vallen. Bovendien is het niet alleen
de architect die de gestalte en vooral de omvang
van. het gebouw bepaalt; de principaal die de renta
biliteit van zijn investering uitrekent en wellicht
tot de conclusie komt dat een verdieping méér ook
een procent méér zou kunnen opleveren, spreekt een
zeer beslissend woordje mee. Voegt men hierbij de
enorme verschillen tussen het vroegere en het huidige
bouwbedrijf inzake arbeidsloon, materiaalprijzen en
techniek, die eenzelfde rijkdom en verfijning van
detail in verhouding tot de bouwsom thans veel
duurder maken dan eertijds, dan zal het duidelijk
zijn dat er een heel uitzonderlijke combinatie van
architect, principaal, financiële mogelijkheden en
functie nodig is om een modern gebouw voort te
brengen dat een waardevol nieuw element toevoegt
aan de waardevolle historische omgeving.
In dit verband is het pessimistische betoog van ir.
Valderpoort wel zeer klemmend. De conclusie uit
de door hem gesignaleerde feiten behoeft echter niet
te zijn: het zal wel spoedig aflopen met Venetië en
met Amsterdam. Men kan de factoren bouwkundig
verval, verkeerd gebruik en verwaarlozing der his
torische bebouwing, ook anders interpreteren, en de
gevolgtrekking dat deze onvermijdelijk tot een
nieuwe bebouwing al dan niet „aangepast"
zouden moeten voeren, is vooralsnog niet bewezen.
Deze gevolgtrekking gaat er stilzwijgend van uit
dat het voordeel van de huiseigenaren het aspect van
de stad bepalen moet. Is immers de oude bebouwing
onrendabel geworden, dan wordt deze vervangen
door een nieuwe die wel rendabel en dus „modern" is.
Het is dezelfde gedachtengang die in de vorige en
in het begin van deze eeuw geleid heeft tot ongeor
dende stadsuitbreidingen en lintbebouwing. Ook dat
was winstgevend, maar het was een winstbejag dat
tegen het algemeen belang indruiste en daarom aan
banden is gelegd.
De door ir. Valderpoort genoemde verschijnselen
zijn schrikwekkend, in Venetië, Amsterdam en vele
andere oude steden. Hij heeft gelijk daar de kern
van de zaak te zien. Zonder deze oude bebouwing
is het aanpassen van nieuwe bebouwing een dwaas
heid. Maar zal dan de conclusie niet veeleer moeten
zijn dat, als men om welke culturele of toeristische
reden ook, de karakteristieke schoonheid van het
stadsbeeld behouden wil, deze oude bebouwing in
de eerste plaats in stand gehouden moet worden?
Zeker, het is niet mogelijk dit te bereiken door de
eigenaars tot een onrendabele exploitatie te dwingen.
Een poging in deze richting zou ertoe leiden dat zij
hun bezit in puin laten vallen. Maar het is wel moge
lijk en volstrekt onvermijdelijk wil men het ge
noemde doel bereiken dat de afstand tussen het
voor de particuliere eigenaar economisch onmogelijke
en het wel mogelijke door subsidies van de overheid
wordt overbrugd in het kader van een algemeen her
stelplan, dat de onhoudbare woontoestanden syste
matisch verbetert, aan de verwaarlozing een eind
maakt en de vervallen gebouwen herstelt. Rottend
funderingshout kan door betonpalen vervangen wor
den, door een betere ruimte-indeling en modern woon-
gerief kunnen onderkomen gebouwen weer tot leven
komen. Technisch zijn er weinig problemen meer
waarvoor niet een oplossing gevonden kan worden.
Dan nog zal het voor de eigenaar rendabeler kunnen
zijn een oud gebouw te vervangen door een glasharde
kantoorkolos, dan dit oude gebouw met behulp van
subsidies te herstellen en weer bruikbaar te maken.
Wanneer echter de overheden duidelijk maken dat
het hun ernst is met het behoud van de onvervang
bare schoonheid van steden als Venetië en Amster
dam, en zij hiervoor de nodige middelen ter beschik
king stellen, dan is het ook hun plicht roofbouw die
dit beleid teniet zou doen onmogelijk te maken, het
geen door sloopverboden en welstandstoezicht be
reikt kan worden.
Het nieuwe bouwen in de kostbare oude stad is een
zaak van kwaliteit èn van kwantiteit: bij grote kwali
teit en geringe kwantiteit gaat het goed, mits de
kostbare oude bebouwing constructief en functioneel
eveneens op peil gebracht wordt.
Dat zal veel kosten, ongetwijfeld. Maar is de schoon
heid van Venetië en van Amsterdam soms minder
belangrijk dan een tunnel door de Mont Blanc of
onder het IJ? G. Br.
Voor het bewaren van de jaargangen van ons blad staan
thans twee soorten banden ter beschikking: boekbanden
waarin men drie jaargangen samen kan laten inbinden,
{prijs f 2,en verzamelbanden waarin men elk
blad met twee stalen naalden in de dubbele bandrug vast
klemt zodat het er weer onbeschadigd uitgenomen kan
worden in afwachting, of inplaats van het definitieve
inbinden. Deze verzamelbanden hebben ruimte voor twee
jaargangen en kosten f 2,go. Beide banden kunnen
bij het secretariaat van de Bond Heemschut Singel 512)
worden verkregen na storting op een der rekeningen van de
Bond die in de omslag staan vermeld. Vergeet u dan
niet tegelijk even de contributie ig6i over te maken zo
dit nog niet gebeurd mocht zijn?