IN MEMORIAM Jhr. Mr. P. J. H. M. VAN DER DOES DE WILLEBOIS 23 Kan Heemschut met dit Wetsontwerp tevreden zijn? Heemschut heeft dit gewijzigde Wetsontwerp met bezorgdheid de Tweede Kamer zien voorgelegd, maar erkend moet worden, dat het bestuur onder de indruk is gekomen van de grondige behandeling door de leden van de Tweede Kamer en van de be wonderenswaardige verdediging en toelichting dooi de Staatssecretaris. De toelichting was in verschil lende opzichten zelfs bevredigend, en heeft de indruk gewekt, dat er zeer ernstig naar gestreefd is de best mogelijke monumentenwet te verkrijgen, die onder de gegeven omstandigheden voor ons land in deze Kamer bereikbaar was. Maar het is niet de beste wet die mogelijk is! Met diep besef voor de moeilijkheid om onderhoudsplicht voor alle partijen aannemelijk te maken in de Staten-Generaal moet ons toch een opmerking van het hart: de Staatssecretaris heeft helder en scherp betoogd waarom hij meent, dat de onderhoudsplicht niet behoeft te wórden opgenomen. Zelfs meende hij, dat wij en onze medestanders de ontwerpwet en speciaal artikel 14 niet goed gelezen hebben. De Staatssecretaris heeft ons kunnen over tuigen, dat het minder erg is geworden dan wij vreesden al blijven wij een belangrijk verschil zien tussen enerzijds beschadigen, vernielen, in gevaar brengen en anderzijds verwaarlozen. Wij beseffen ten volle, dat het verboden is een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Maar als de eigenaar niet laat verven, reparaties aan dak, ramen of fundering niet laat verrichten, lekkages in goten laat voortbestaan, treedt een verwaarlozing in (die wij uit de praktijk maar al te zeer kennen) die zeker geen zichtbare beschadiging of vernieling noch ontsiering hoeft te betekenen, en toch via verwaar lozing tot verlies van het monument leidt, wij zien niet in, wat hiertegen gedaan kan worden met de middelen, die de ontwerp-wet thans verschaft. Ten aanzien van de kerkelijke monumenten voelen wij ons ook niet geheel gerust, als het zeer belang rijke monumentale interieuren betreft, mede bepa lend voor de betekenis van de kerk als monument. Dit kan met koorhekken het geval zijn. De Staats secretaris zegt, dat Heemschut ervan uitgaat, dat de kerk tenslotte de enige is, die beslist. En zegt hij: dit is niet juist, er moet overeenstemming zijn op dit punt. Helaas is Heemschut het niet eens met deze op vatting. Immers als er géén overeenstemming volgt, volgens art. 16, dan is er nog art. 15. Volgens sub 2 moet de Minister binnen zes maanden na de datum van ontvangst beslissen. Indien hij zijn beslissing niet bin nen zes maanden ter kennis van de verzoeker heeft gebracht, wordt de vergunning geacht te zijn verleend. Weliswaar kan de Minister nogmaals zes maanden verlengen, maar dan is het ook uit en wordt dus, naar onze mening, de vergunning geacht te zijn ver leend! Heemschut meent dus alle reden te hebben om op te merken, dat tenslotte de kerk de enige is die beslist, en deze Monumentenwet geen zekerheid biedt over het behoud van het kerkgebouw als monu ment. Nu is het best mogelijk dat men dat ook niet wil, maar dan moet ook niet de indruk worden ge wekt dat het kerkgebouw als monument nu veilig is gesteld. (Van dit artikel werd een overdruk vooruit gezonden aan de leden van de Eerste Kamer) „Hij is de weg van het Recht en is de rechte weg gegaan. Door de wereld die hem verontrustte en de natuur die hem rust gaf" zo stond het op het bidprentje dat bij zijn begrafenis werd uitgereikt. In deze enkele woorden is de figuur aangeduid van fhr. van der Does de Willebois, oud-President van het Gerechtshof te Amsterdam en lid van het algemeen bestuur van de Bond Heemschut, die op y februari 6yjaar oud, is overleden. Dat Heemschut en de Vereniging tot Behoud van Na tuurmonumenten door zijn heengaan een groot verlies lijden is te weinig gezegd. Het is een persoonlijk verlies voor ieder die het voorrecht had hem te kennen. De herinnering aan deze kleine, grijze, aristocratische figuur, hoffelijk maar onwrik baar, zal in vele kringen lang voortleven. Hij was ook in Heemschut niet een man van het optreden naar buiten, maar van het wijze beraad en de vaste steun binnenskamers. Zijn voorname bescheidenheid verborg voor de buitenwereld de magistraat van grote en nobele allure, voor wie de begrippen rechtvaardigheid, goedheid en schoonheid in natuur en cultuur persoonlijk doorleefde realiteiten waren die van zijn denken en doen de vaste richtlijn vormden. Als jong advocaat in Nederlands Indië correspondeerde hij al met Mr. P. G. van Tienhoven, die hij toen nog niet persoonlijk kende, over vraagstukken van natuur bescherming, en twee dagen voor zijn overlijden wilde hij nog van een der leden van het dagelijks bestuur een uitvoerig verslag horen over de zojuist beëindigde jubileumviering van de Bond Heemschut. Zvn levendige en warme belang stelling was door het zware ziekbed niet verflauwd. In Jhr. Van der Does de Willebois verloor ons land een zeer bijzondere per soonlijkheid. G. B.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1961 | | pagina 29