14
hotelgebouwen op de Rigi-Kulm en in de komende
jaren het totale herstel van het fraaie kleine stadje
Werdenberg. Ook bij andere, minder opvallende ge
legenheden springt Heimatschutz financieel bij wan
neer de verschillende overheidssubsidies ontoereikend
zijn om een waardevol gebouw of complex te behou
den. De vereniging heeft bovendien een eigen advies
bureau onder leiding van een in restauratiezaken er
varen architect en geeft een uitstekend verzorgd blad
„Heimatschutz" uit.
Samenvattend kwam Prof. Birchler tot de uitspraak:
„Wetten kunnen nuttig zijn, maar zijn het niet altijd,
want zij prikkelen tot tegenspraak. Belangrijker is het
psychologische; de inwoners van de betreffende stad
of streek moeten ervan overtuigd worden welk een
waardevol bezit het historische erfdeel vormt." In dit
opzicht staat Zwitserland inderdaad vooraan: toen
een paar jaar geleden het plan aan de orde was om in
een van de mooiste straten van Bern een ter plaatse
storend modern gebouw te zetten, werd op de Mün-
sterplatz een massale protestbijeenkomst gehouden die
een resolutie aannam waardoor het plan van de baan
was.
De situatie in Frankrijk, zoals deze door M. Brichet
werd uiteengezet, is precies het tegenovergestelde:
een strak gecentraliseerd en logisch systeem van wets
bepalingen, dat volkomen sluit maar moeilijk uitvoer
baar is. De idee „monumentenzorg" ontstond al
vroeg in de 19e eeuw; Prosper Merimée en Victor
Hugo o.a. in het beroemd geworden artikel „Guerre
aux démolisseurs" waren er de eerste woordvoerders
van. De maatregelen die successievelijk waren ge
nomen werden tenslotte samengevat in de wet van
1913, aangevuld in 1948 voor wat de omgeving betreft
en in de wet van 1941 over het archeologisch onder
zoek. Als definitie geldt „Elk roerend of onroerend
goed waarvan het behoud uit een oogpunt van kunst
of geschiedenis een algemeen belang vormt."
Men onderscheidt ten aanzien van de gebouwen twee
categorieën; „monuments classés", ca 12.000 in aan
tal, waarvan er vele staatseigendom zijn o.a. alle
kathedralen en talrijke paleizen en kastelen en
„monuments registrés", ca 15.000, terwijl het aantal
afzonderlijk geregistreerde kunstwerken muur
schilderingen, kostbare betimmeringen, sculpturen
e.d. ruim 60.000 bedraagt. De registratie geschiedt
van Staatswege door le Service des Monuments
nationaux. Deze dienst beschikt over 40 „architectes
en chef", die na hun normale architectenopleiding
een uitvoerige specialistenopleiding voor restauratie
werk hebben doorlopen en bekwaam zijn om b.v. de
restauratie van een grote kathedraal te leiden. Daar
naast bestaat een korps departementale inspecteurs.
Bij restauraties van gebouwen die eigendom zijn van
de Staat, een departement of een gemeente, is de
procedure als volgt: de inspecteur van het departement
brengt rapport uit aan de betrokken architecte-en-chef,
deze dient een rapport en een restauratieplan in bij
de inspecteur général, die hierop advies uitbrengt.
Architect en inspecteur général geven in de vergade
ring van de Commission Général des Monuments
historiques toelichting en daar wordt de beslissing ge
nomen hoe het werk zal worden uitgevoerd. De uit
voering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de
architecte-en-chef, die het werk aan anderen kan
delegeren, maar in ieder geval zorgt dat er in restau
ratiewerk gespecialiseerde aannemers ingeschakeld
worden.
Is het monument staatseigendom dan wordt het werk
op dezelfde wijze als alle andere overheidswerken ge
financierd, is het eigendom van een lager publiek
rechtelijk orgaan, dan kunnen de kosten worden ge
deeld tussen de eigenaar en de Staat, die hieruit put
uit de „Caisse Nationale des Monuments historiques".
De particuliere eigenaar van een monument classé is
eveneens aan strenge bepalingen onderworpen. Hij
mag geen wijziging, gehele of gedeeltelijke sloping
doen uitvoeren zonder goedkeuring van de dienst.
Wil hij restaureren, dan volgt zijn aanvrage om goed
keuring dezelfde weg als bij overheidseigendom, met
dit verschil dat hij niet verplicht is het plan door de
ambtelijke architect te laten ontwerpen, al is dit laatste
veiliger. Antwoordt de Service de Monuments histo
riques niet binnen drie maanden, dan is de eigenaar
gerechtigd het werk te laten uitvoeren onder voor
behoud dat hij de juiste materialen toepast en een
gespecialiseerde aannemer aan het werk zet. Bij be
langrijke objecten houdt de Service de zaak zelf in
handen. De eigenaar moet dan de helft vooruitbetalen
en als de restauratiekosten hem te hoog zijn dan kan
de „Caisse nationale des Monuments historiques" bij
springen.
De uitvoering gebeurt dan geheel onder leiding en
verantwoordelijkheid van de architecte-en-chef.
Bij de „monuments registrés" ontbreekt de mogelijk
heid van restauratie door de service en van subsidië
ring; als een door de eigenaar ingediend restauratie-,
sloop- of verbouwingsplan onaanvaardbaar is kan de
eigenaar eisen dat de registration veranderd wordt
in „classement".
Ook tegen verminkingen van het stadsbeeld kent
Frankrijk vérgaande bepalingen. In een straal van
500 meter rondom de monumenten is een bouw
vergunning nodig van de Service des Monuments
historiques, wat een zwaar servituut legt op de eige
naars die hiervoor geen schadevergoeding kunnen
eisen. Een ander middel is gelegen in afzonderlijke
decrcten die bepaalde complexen zoals Mont St.
Michel tegen speculatiebouw beschermen. Ten
slotte kan in het kader van stedebouwkundige maat
regelen vastgesteld worden dat in sommige wijken
maximum-hoogten en bepaalde materialen moeten
worden gehandhaafd.
Dit overzicht van de in Frankrijk geldende wetten
voor de bescherming van het nationale monumenten
erfdeel maakt de indruk van een voortreffelijk uit
gewerkt systeem. Alleen moest M. Brichet hieraan
toevoegen dat de financiële middelen ontbreken om
het ook volledig toe te passen en dat kan helaas elke
reiziger in Frankrijk constateren.