-»
6
STROOM VAN GELUKWENSEN
deze weg mijn meest hartelijke ge
lukwensen aan te bieden met het 50-
jarig bestaan. Gaarne sluit ik me aan
bij de vele blijkenvan hulde en
erkentelijkheid, die u terecht
zullen worden gebracht voor het vele
belangrijke werk door Heemschut
in deze halve eeuw verricht.
Moge het de jubilerende Bond Heem
schut gegeven zijn nog vele goede
jaren waakzaam te blijven voor de
schoonheid van ons land."
De Directeur van de Rijksdienst
voor het Nationale Plan, mr. J. Vink,
die verhinderd was en zich liet
vertegenwoordigen, schreef o.m.:
„Ik maak graag van deze gelegen
heid gebruik om u hulde te betuigen
voor de werkzaamheid die u nu
reeds 50 jaar in het belang van de
schoonheid van stad en land hebt
verricht en u mijn beste wensen aan
te bieden voor de toekomst."
-»
Architect J. J. P. Oud, die tot
zijn spijt verhinderd was zelf te
komen schreef o.m.: „maar ik betuig
u bij deze gaarne mijn bewondering
voor het onverflauwde elan, waar
mede de Bond bij voortduring de
waardering voor onze bouwcultuur
hoog heeft willen houden. Het is
tegenwoordig veel waard, dat men
zich inzet voor cultuurgoederen want
de belangstelling daarvoor beweegt
zich nog steeds in dalende lijn.
Ik heb wel eens mijn bezwaren geuit
tegen het streven van de Bond om op
dit gebied verder te gaan dan mij
bevorderlijk leek voor het gestelde
doel. Ook hoop ik, dat de leuze
van Jan Kalf behouden gaat vóór
vernieuwen" steeds meer aanhangers
in de Bond moge vinden. Maar het
idealisme van de Bond is op zichzelf
bizonder verheugend en daarop kunt
u zeker met trots terug zien."
Aandachtig gehoor bij de rede van Mr. Offerhaus. Foto: ANP
Het meest voel ik mij aangetrokken tot de omschrijving die Prof. v. d.
Leeuw geeft in zijn boek, getiteld: „Nationale Cultuurtaak" en wel als
volgt: „Cultuur is datgene wat de mens van het dier onderscheidt.
Het dier is deel van de natuur, die het omringt, is daarmede één. De
mens is in staat zich boven zijn omgeving te verheffen. Doordat hij
zich dus los kon maken van de natuur wist hij die op zekere hoogte te
beheersen."
Zo is dus voor ons belangrijk alles wat de mens voor ons, dus ons voor
geslacht gedaan en gepresteerd heeft. Voor Heemschut is dus belang
rijk wat de mens gedaan heeft om de natuur te zijnen gerieve te ver
vormen ten einde voor hen wonen en leven, handel en wandel mogelijk
te maken.
Dit zijn dus de steden met hun gebouwen, de wegen en de kanalen,
waardoor hij van de natuur is afgeweken en op het landschap zijn
stempel gedrukt heeft.
Dit is te meer gerechtvaardigd als men uit oude bronnen, geschied-
schrijvingen, oude keuren en andere geschriften weet, met hoeveel
denkarbeid en geesteskracht dit alles gepaard is gegaan.
Nog steeds zijn wij met bewondering vervuld voor de vorm, die ons
voorgeslacht aan onze steden heeft gegeven, hoe logisch deze van opzet
zijn, en ook hoe goed alles bestuurlijk overdacht was.
In het centrum, het stadhuis, waar de vroede vaderen zetelden, en
vlak daarbij de hoofdkerk.
Deze gebouwen zijn vaak juweeltjes van schoonheid, u kent ze, ik be
hoef ze u niet op te noemen. Deze schoonheid is geheel van ambachte
lijke aard, alles, de stenen, de beeldhouwwerken zijn door onze voor
ouders met hun handen gemaakt.
De bewondering stijgt temeer als men zich realiseert hoe klein vaak
de gemeenschappen waren, die deze grote werken uitgevoerd hebben.
Zij hadden geen haast, zij werkten tientallen jaren, soms eeuwen vol
gens een vast plan, terwijl wij op het ogenblik ongeduldig worden als
een bouwwerk van tien verdiepingen waaraan haast geen mensenhand
meer te pas komt niet in een paar jaar gereed is.
Maar niet alleen dat onze voorvaderen fraaie bouwwerken hebben ge
construeerd, zij hebben deze ook goed in het stadsplan geplaatst en de
verhoudingen van pleinen, straten en grachten goed getroffen, waar
door de werking van het geheel werd versterkt.