118 Gooise en de aangrenzende Utrechtse gemeenten hebben om volgens geldende en ontworpen uitbrei dingsplannen de bevolkingsaanwas te bergen. Telt men alles bij elkaar op, dan is er nog plaats te maken voor ca. 60.000 bewoners, wellicht enkele tienduizen den meer als men de bebouwingsdichtheid opvoert. Uitvoering van deze plannen is eigenlijk al niet meer in overeenstemming met de juiste richtlijnen van de Centrale Commissie uit 1925. Grote delen van de meenten eigendom van Stad en Lande gaan hierbij verloren. En verder? Verwacht mag worden dat in het tijdvak 1970-1975 de grond van Zuidelijk Flevoland geleidelijk voor bebouwing gereed zal ko men. Wanneer met deze drooglegging de grootste spoed wordt betracht en men remt tegelijkertijd de vestiging van nieuwe bedrijven en niet aan het Gooi gebonden bewoners doelbewust af, in het kader van een zorgvuldig opgezet en uitgevoerd streekplan, dan, maar ook alleen dan, kan de overbrugging gevonden worden tussen het volraken van het Gooi en het openen van de uitlaat in Zuid Flevoland. En dit is de voor waarde om het nog aanwezige natuurschoon in hoofd zaak te behouden. In deze geest werden dan ook de conclusies geformu leerd door Prof. Ir. Jac. P. Thijsse: de toekomst van het Gooi is te zien als een probleem op rijksniveau, de uitwijkmogelijkheid ligt in Zuid Flevoland, waarvan de totstandkoming moet worden versneld, en in de periode voordat het zover is, zal de invoering van be perkende bepalingen voor vestiging van industrie, kantoren en personen, nodig zijn, het een en ander onder leiding van een nieuw te scheppen overkoe pelend bestuursorgaan. Dergelijke congressen zijn nuttig en nodig: daar wor den in woord en weerwoord gedachten geconcretiseerd die vaag bij velen leven. Maar de weg van de gedachte tot de realiteit is lang. De adviserende Gooi-commissie, bestaande uit leden der verschillende gemeentebe sturen en Gedeputeerde Staten onder voorzitterschap van de Commissaris van de Koningin, heeft dit voor jaar een gemeenschappelijke regeling tot wering van industrieuitbreiding en van nieuwe, niet aan het Gooi gebonden bewoners aan de gemeentebesturen voor gelegd. Half februari kwam de woonruimteverorde ning in de Naardense gemeenteraad. Ondanks het verzet van Prof. Dr. J. P. van Rooyen, die de vreemde stelling poneerde dat de hang tot behoud van natuur schoon vooral onder de ouderen leeft die ermee zijn opgegroeid, en in dit streven slechts een poging zag om het bestaan van dit natuurschoon nog een tiental jaren te rekken, werd de verordening voorlopig voor vijfjaar aangenomen. In Blaricum kwam ongeveer terzelfder tijd de industrieverordening in behandeling. Deze werd terugverwezen naar de Gooicommissie om enkele punten nog nader te bezien. Alleen in Huizen werd de industrieverordening aangenomen, in de vijf andere is de zaak nog in studie. De woonverordening daarentegen is nu in vijf gemeenten aangenomen en deze herfst in werking getreden. Alleen Bussum doet niet mee; daar werd onlangs nog grond langs de Rijks weg verkocht voor de bouw van 120 dure flats. Eind maart werd een zes man sterke deputatie van de Vereniging van Vrienden van het Gooi, de Contact commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, voor een langdurige audiëntie ontvangen door de minister-president. Half juli werd een streekplancommissie ingesteld door het provinciaal bestuur van Noordholland, die tot taak heeft voor het Gooi en de Vechtstreek een plan op te stellen. De uit deze commissie gevormde werkgroep bevat o.m. vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel, van de Vereniging Stad en Lande, van de Ver. tot Behoud van Natuurmonumenten en van de provinciale planologische dienst, en staat onder voor zitterschap van de Gedeputeerde Mr. H. Westermann. Het thans aangevangen werk van deze commissie was voor G.S. een der redenen om onlangs hun goed keuring te weigeren aan het veelomstreden uitbrei- dingsplan-Egelshoek van Hilversum, dat een vrijwel ononderbroken bebouwing zou doen ontstaan van Loosdrecht via Egelshoek naar Hollandse Rading en Maartensdijk. G.S. menen dat de ontwikkeling van Hilversum in groter verband afgewogen zal moeten worden tegenover de belangen van het natuur- en landsschapschoon, zodat men niet moet vooruitlopen op de conclusie die de nu ingestelde commissie hier over zal opstellen. Dit besluit van G.S. zal door de „Vrienden van het Gooi" met vreugde zijn ontvangen, maar het betekent allerminst dat de strijd gewonnen is. Onverminderd blijft de spanning tussen de tegenstrijdige belangen: de gemeentebesturen die gezamenlijk de noodzaak van afremming der bevolkingsgroei begrijpen, maar ieder voor zich zo gauw mogelijk hun „urgentiegevallen" aan een woning willen helpen terwijl Bussum in feite nog een andere koers vaart; de Erfgooiers die via hun vereniging Stad en Lande voor de laatste bestaans mogelijkheid van het Gooise boerenbedrijf opkomen en daarin de natuurbeschermers aan hun zijde hebben maar waarvan de niet-scharende leden persoonlijk belang hebben bij een dure onteigening der meent- gronden voor de woningbouw, omdat zij dan recht kunnen doen gelden op een aandeel van de schade vergoeding; het bedrijfsleven dat de industrieregeling van de Gooicommissie als een strop om de hals voelt en daarom de „Gruwelstad Gooi" op de koop toe neemt of zelfs geenszins als een gruwel, maar als een welvaartsbron beschouwt; en dan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en het Goois Natuur reservaat die de van alle kanten belaagde schoonheid van het Gooi goeddeels beheren en samen met de Vereniging van Vrienden van het Gooi verdedigen. Afwegen van deze belangen betekent strijd tussen de belangen. Materieel staan de natuurbeschermers zwak. Zij kunnen geen economische of politieke druk uitoefenen. Moreel staan zij echter sterk omdat zij niet opkomen voor hun eigen voordeel maar voor een zaak van onbetaalbare waarde voor de komende generaties. G. B.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 16