Boekbespreking 98 worden, waar tegelijk nieuwe vormen van openbaar vervoer hun uitgangspunt moeten hebben om een snel en frequent transport naar de binnenstad tot stand te brengen. Van de hiervoor als noodzakelijk aange duide werken zal het merendeel ook in de nieuwe situatie onmisbaar zijnwellicht zelfs op groter schaal en aangevuld door andere objecten. Wat de radiaalwegen betreft klemt het betoog van de Commissie tegen meerdere forse doorbraken in nog veel sterker mate op en na het „uur x". Het argu ment dat de omvangrijke westelijke stadsuitbreidingen onvoldoende verbinding met het centrum hebben zal dan in een ander licht komen, maar niet geheel verdwijnen. Van de twee nieuwe radialen die de Com missie tenslotte voorstelt zou de doorbraak-Elands- gracht het karakter van de binnenstad grote schade toebrengen, de doorbraak Haarlemmerhouttuinen daarentegen een verbetering betekenen, omdat daar voor slechts een rij minderwaardige 19e eeuwse huizen hoeft te verdwijnen die naast het spoorwegviaduct op de plaats van een toen gedempt water zijn gebouwd. De doorbraak Haarlemmerhouttuinen heeft bovendien een dubbele functie: het is een nieuwe radiaal op het meest verstopte punt dat door het regeringsbesluit inzake de Coentunnel nog extra belast wordt, en het is daarnaast een ontbrekende schakel van de z.g. basisweg die de beide eindpunten van de hiervoor ge noemde ringweg en ter weerszij van de Singelgracht over de kortste afstand langs het Centraal Station verbindt. Beziet men dus de nota over de radiaalwegen als voor bereiding op het „uur x", dan blijft de aanbeveling om met de administratieve voorbereiding van de door braak Haarlemmerhouttuinen terstond te beginnen volledig van kracht. De doorbraak-Elandsgracht is daarentegen een onderneming die, even kostbaar als de anderen doch voor het stadsschoon desastreus, in de eerste plaats dient om het „uur x" nog een korte tijd uit te stellen. Want wie weet of daarna niet de brede radialen Haarlemmerhouttuinen en Rozen gracht samen met de bestaande smalle straten daar tussen wel voldoende zijn voor de situatie dat men in de binnenstad alleen rijdt en nauwelijks meer parkeert. Er is dus alles voor te zeggen om in het geheel der maat regelen die genomen moeten worden ten einde het ver keer in en om de binnenstad gaande te houden vóór en na het „uur x" eerst alle aandacht te concentreren op de punten die het grootste en duurzaamste effect zullen hebben zonder het stadsbeeld te schaden. Daarvoor zullen ook bij een aanzienlijke verhoging der gemeentelijke investeringsmogelijkheden vele jaren nodig zijn. Er is werkelijk geen aanleiding voor de, in antwoord op ondoordachte dempingsplannen, wel eens geuite mening dat tenslotte „de wal het schip wel keren zal"Eerder zal, ombij deze beeldspraak te blijven, het schip reddeloos vastlopen. En daarmee is niemand gebaat, het bedrijfsleven niet, maar de verdedigers van de schoonheid van de Amsterdamse binnenstad evenmin. Want bij een dreigende verkeersverstopping komen de Kaasjager-volgelingen zie de brief van de heer Drost weer opzetten en dan zal de aan slag niet beperkt blijven tot de Jordaangrachten, maar ook de grote grachtengordel tot doel hebben. Daar zou de gezochte parkeerruimte immers zolang het duurt wel voor de kantoordeuren te maken zijn! Deze aanslag is alleen af te weren wanneer het alternatief, de enige op den duur bruikbare oplossing van de ruime ring met parkeergelegenheid om de binnenstad heen waarvoor de Commissie V. en V. al verschillende onderdelen aanbeveelt zonder het doel scherp te stellen, tenminste in staat van uitvoering verkeert. Het publiek is als regel wel bereid allerlei ongerief te aanvaarden als het duidelijk voorbereidin gen zijn van een verbetering, zodat men „toeleeft" naar een mettertijd bevredigende situatie. In het gehele verkeersvraagstuk in de binnensteden, in Am sterdam zo goed als elders, speelt de publieke opinie een rol die misschien even belangrijk is als die van de technische voorzieningen. Niets is daarvoor zo gevaar lijk als de fatalistische lijdzaamheid dat er toch niets aan te doen is en men de zaak maar op zijn beloop moet laten omdat het, met wat noodverbanden hier en daar, onze tijd wel zal uitduren. Dat zal het zeker niet. B. Bij de uitgeversmij. Kosmos N.V. in Amsterdam ver scheen „Oude Raadhuizen", een uitstekend verzorgd boek waarvoor Jan Mens de tekst schreef en Arielli de 192 foto's maakte die over de volle pagina werden gereproduceerd. Eigenlijk was de volgorde omgekeerd; de bekende fotograaf uit Parijs was een paar jaar ge leden met een Zwitserse opdracht in ons land, en werd toen zó bekoord door de talrijke fraaie oude raadhui zen, dat hij het niet laten kon ook daarvan een serie opnamen te maken. Juist de oude raadhuizen die het middelpunt zijn van het stedelijk bestuur en het stedelijk bewustzijn van de burgerij, bevatten vele herinneringen aan het wel en wee van de plaatselijke gemeenschap in vroeger tijden en versterken het gevoel dat de huidige generatie niet meer is dan een voorbijgaande fase, erfgenaam van voorgangers en voorbereider van de opvolgers. De vier en twintig raadhuizen die besproken worden, soms samen in een verwante groep zoals die van Jisp, de Rijp, Graft en Grootschermer, zijn bovendien alle stijlvoorbeelden van de Nederlandse architectuur geschiedenis, van gothiek (Gouda) naar renaissance (den Haag en Franeker) tot klassicisme ('s-Hertogen- bosch en Maastricht). De rij sluit met het statige raad huis van Enkhuizen, door Steven Vennecool in het eind der 1 7e eeuw gebouwd. Dit boek zal ook de Heemschutters die de historische schoonheid van ons land trachten te verdedigen, nog op tal van onverwachte aspecten en details opmerk zaam maken. De prijs is f 19,50, maar voor een zo goed verzorgde uitgave kan het moeilijk minder zijn. G. B.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 20