76 moeilijkheden door middel van onderhandelingen met particulieren en gemeentebesturen, die de mo lens in eigendom willen overnemen, tot een goede oplossing kunnen worden gebracht. Dit lukt niet altijd, Mijnheer de Voorzitter, maar ik zal er met kracht naar streven het aantal gevallen, waarin het wel lukt, te vermeerderen." In de Eerste Kamer was het de heer Van Hulst (C.H.U.), die de aandacht vroeg voor de vervallen staat van enige monumenten, zoals de graftombe van Nicolaas van Putten en Aleidis van Strijen in het koor van de Hervormde kerk te Geervliet en enige i6de-eeuwse grafborden, benevens voor de voorma lige hofkapel, die zich nu bevindt onder het hoofd gebouw van het Ministerie van Verkeer en Water staat (deze situatie behoeft niet symbolisch te zijn). Spreker wees erop, dat deze kapel zou kunnen worden ingericht tot een waardig mausoleum voor de stof felijke resten van de graven en gravinnen van Hol land. Ten slotte zei de heer Van Hulst: „Een derde opmerking wil ik maken over de Stichting Gelderse Kastelen. Wij hebben daaraan in het voorlopig ver slag aandacht geschonken. In het Gelderse vormen natuur en kasteel een opvallende eenheid. Maar als „opvallend" tot „vervallend" dreigt te worden, trekken wij bij de regering aan de bel. In de memorie van antwoord heeft de Minister onze opmerking met sympathie bejegent. Ernstige steun is hier ter wille van landgenoot en vreemdeling, die van dit natuurgoed komt genieten, dringend nodig. Mevrouw Schouwenaar-Franssen (V.V.D.) merkte aan het eind van haar rede op: „Tenslotte wil ik iets over de monumentenzorg zeggen. Onze fractie is zeer voldaan over het antwoord, dat wij op ver schillende vragen en suggesties hebben gekregen. Gezien de plannen van sommige gemeentebesturen tot ingrijpende veranderingen in het stadsbeeld, achten wij een spoedige tot standkoming van de Mo numentenwet hoog nodig. De memorie van antwoord op de ontwerp-Monu- mentenwet heeft geruime tijd op zich laten wachten. Ik ben dan ook bijzonder verheugd met de toezeg ging van de Minister, dat hij haar spoedig bij de Tweede Kamer zal indienen. Verder zijn wij blij met de nieuwe verschijning van de voortreffelijke gids voor de Nederlandse kunst in pocketvorm. Wij vinden, dat het zaak is, dat heel ons volk kan kennis nemen van ons oude cultuurbezit, zoals de Troon rede het noemt. Ons land is rijk aan singels en grach ten, aan kerken, pleinen, torens en woonhuizen, die voor een groot deel nog zeer wel bruikbaar en bewoon baar zijn. Als nu één vorm van kunstbezit openbaar is, is het wel deze. In een recent proefschrift over de waarde van het toerisme en wel over de economische waarde van het toerisme in Nederland heb ik ge lezen, dat drie/kwart van de vreemdelingen, die ons land bezoeken, alleen al voor de monumenten komen. Wij zelf gaan er vaak aan voorbij en letten pas op, als door instorting of door opslokking door het mo derne verkeer er gevaar ontstaat. Hier is, dachten wij, behoeden en vernieuwen de kunst. Monumen tenzorg doet wat zij kan. Nu er meer middelen komen, kan zij misschien iets meer doen, maar toereikend zijn de middelen niet. Er zal door de gehele bevol king iets meer gedaan moeten worden. Wij hebben verleden jaar een suggestie geopperd voor een actie die meer bekendheid aan de schoonheid in het eigen land zou geven. Wij zijn er bijzonder over verheugd, dat de Staatssecretaris de toezegging tot medewer king van zijn voorganger, de heer Höppener, ge stand wil doen. Zijn verwijzing naar de televisie juichen wij toe. Hier ligt een pracht kans voor de Ne derlandse Televisie Stichting voor een stuk cultuur beleid. De Staatssecretaris zegt, dat hij bezig is de mogelijkheid te onderzoeken met de televisie meer bekendheid aan de schoonheid van ons land te geven. Mijn vraag is: kunnen wij er nu iets naders over vernemen De heer Van Riel (V.V.D.vroeg de aandacht voor één monument: „Het Ministerie van Defensie wil het oude kruithuis in Delft gaan verkopen. Dat is een belangrijk monument. Nu wordt er een beetje over de prijs getwist. Ik hoor uit Delft Mijnheer de Voorzitter, het is alles van horen zeggen dat er een fabriek in Delft zou zijn, die meer zou willen of kunnen betalen dan bepaalde overheidslichamen. Ik begrijp, dat het Ministerie van Defensie een seri euze boekhouding moet voeren, maar ik zou hier toch wel sterk de aandacht willen vragen voor het grote belang van dit monument." Staatssecretaris Mr. Y. Scholten beantwoordde de leden als volgt: „Ik mag in de eerste plaats de ge achte- afgevaardigde mevrouw Schouwenaar-Frans sen in het bijzonder danken voor het vertrouwen, in het beleid, op dit terrein getoond, een vertrouwen, dat zij op verschillende wijzen heeft uitgesproken. Zij heeft gevraagd naar de huidige stand van zaken ten aanzien van de mogelijkheid om de monumen tenzorg sterker in de televisie naar voren te brengen. In de memorie van antwoord is daarover het een en ander gezegd. De mogelijkheid bestaat, dat een van de omroepverenigingen in haar toeristisch tele visieprogramma binnenkort aandacht gaat schenken aan de monumenten hier te lande. Besprekingen daarover van mijn departement d.w.z. van de Afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming, want de Afdeling Radio en Televisie bemoeit zich uiter aard niet in positieve zin met de programma's met de desbetreffende omroepvereniging zijn nog gaande en ik hoop, dat zij tot een gunstig resultaat mogen leiden. De geachte afgevaardigde de heer Van Riel heeft mijn aandacht gevestigd op het oude kruithuis te Delft, ten aanzien waarvan verkoopplannen zouden bestaan, Ik heb inmiddels de gelegenheid gehad om

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 22