75
kleinere monumenten een rijkssubsidie te geven. De
wachtlijsten van de monumenten worden steeds
langer en intussen zetten de elementen hun vernie
lend werk voort, waardoor de restauratie steeds maar
kostbaarder wordt.
Er is echter nog een andere soort wachtlijst, die ook
steeds langer en duurder wordt, nl. die van alle eige
naren van monumenten, die op het hun door het
departement toegezegde subsidie in de restauratie
kosten moeten wachten, jaren lang. Mijnheer de
Voorzitter! Het totale bedrag van deze z.g. vóór
financieringen beloopt thans al 11 miljoen. Ik zou
graag van de Staatssecretaris vernemen op welke wijze
dit enorme bedrag, dat bovendien jaarlijks aangroeit
ooit kan worden afbetaald uit de jaarlijkse beschik
bare bedragen voor de monumentenzorg. Moet hier
niet eens in overleg met het Ministerie van Financiën
schoon schip worden gemaakt? Graag zal ik ver
nemen op welke wijze de Staatssecretaris deze bij
zonder moeilijke situatie denkt op te lossen.
Hoewel ik nog zeer veel over recreatie, monumenten
zorg en natuurbescherming zou willen zeggen, moet
ik het hierbij laten en eindig ik met de wens, dat de
Minister ook bij volgende begrotingen zijn voor
nemen zal kunnen volvoeren om deze post minstens
op de hoogte van dit jaar te laten. Moge de Minister
van Financiën daarbij geen roet in het eten gooien."
Ook de heer Willems (P.v.d.A.) nam de monumen
ten onder de loupe, met de woorden: „Wat de monu
mentenzorg betreft - ik moet de zaken in een wat
haastig tempo afhandelen, Mijnheer de Voorzitter
zijn wij natuurlijk gelukkig met de verhoging van
2 miljoen. Ik sluit mij gaarne aan bij de door me
juffrouw Ten Broecke Hoekstra uitgesproken ge
dachte, dat erschoon schip moet worden gemaakt
met de vóórfinanciering.Is dat bedrag van 11 mil
joen, zo zou ik de bewindslieden willen vragen, nu
niet als een eenmalig bedrag, naast de jaarlijks terug
kerende subsidies voor restauraties, op de begroting
voor 1961 op te brengen? Daardoor zouden wij
met één klap af zijn van het systeem van vóórfinan
cieringen, dat langzamerhand de toestand voor
velen toch wel erg moeilijk heeft gemaakt.
Wij zijn ook dankbaar voor de verhoging van het
bedrag, dat ten behoeve van de restauratie van de
molens is bestemd. Toch komen wij er daarmede
niet. De onderhoudskosten vormen hier veel meer
de moeilijkheid. Laat men wel bedenken, dat onge
veer de helft van onze molens, dus ca. 500, onvol
doende wordt onderhouden".
Staatssecretaris Mr. Y. Scholten gaf hierop het
volgende antwoord:
„Mijnheer de Voorzitter! Ik kom thans op de monu
mentenzorg. De geachte afgevaardigde de heer De
Ruiter vraagt, of er wel voldoende toezicht bestaat
op de grote en kleine monumenten, die genoemd
zijn in vraag 213. Het is zonder meer onmogelijk,
dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg toe
zicht op al die monumenten houdt. Hier is naar
mijn oordeel een belangrijke taak aanwezig voor de
gemeentebesturen, binnen wier gebied die monu
menten zich bevinden. Op de belangrijke monumenten
kan de Rijksdienst wel een algemeen toezicht houden.
Veelal wordt, indien een algehele restauratie van deze
monumenten wegens gebrek aan middelen nog niet
kan geschieden, voorlopig volstaan met het beschik
baar stellen van gelden voor een voorlopige conso
lidatie. Het toezicht houden op de toestand van de
duizenden woon- en pakhuizen en andere kleine
monumenten overal in het land is voor de Rijks
dienst onmogelijk. Een nauwe samenwerking met
de gemeentebesturen is hier toch zeker nodig. Hier
aan wordt thans reeds aandacht besteed, in het bij
zonder wat betreft het ter beschikking stellen aan
de gemeenten van jaarlijkse vaste subsidiebedragen
voor het herstel van kleine monumenten. Dit stimu
leert die gemeenten ook weer tot het houden van
toezicht op de constructieve toestand van die ge
bouwen.
De geachte afgevaardigde de heer Willems heeft op
een andere achterstand bij de monumentenzorg ge
wezen dan die, welke is gelegen in een aantal nog
voor restauratie in aanmerking komende monumen
ten, namelijk op de achterstand, die er is bij de be
taling van subsidies aan de eigenaren. De geachte
afgevaardigde mejuffrouw Ten Broecke Hoekstra
heeft in dezelfde geest gesproken. De geachte afge
vaardigde heeft gevraagd: Hoe denkt U de achter
stand, die uit het bedrag van de vóórfinanciering
van 11 miljoen blijkt, in te lopen en is het niet mo
gelijk, die in één keer in te halen?
Ik kan de geachte afgevaardigde zeggen, dat, door
dat er meer geld voor monumentenzorg beschikbaar
is, een aanvang kan worden gemaakt met het inlopen
van die achterstand. Dat betekent echter niet, dat
die achterstand binnen zeer korte tijd kan verdwijnen.
Hiervoor is zoals de geachte afgevaardigde te
recht heeft opgemerkt een aanzienlijk grotere fi
nanciële armslag nodig. Het is vanzelfsprekend,
dat ik bereid ben er naar te streven, dat in de komende
jaren dat blijkt ook al uit de stukken bij de be
groting grotere bedragen voor de monumenten
zorg beschikbaar komen dan thans het geval is.
De geachte afgevaardigde zal echter wel begrijpen,
dat ik op dit ogenblik geen toezeggingen kan doen.
Ik hoop, dat beiden genoegen nemen met mijn me
dedeling, dat deze aangelegenheid mij inderdaad
zeer ter harte gaat.
De geachte afgevaardigde de heer Willems heeft
ook nog terecht op het feit gewezen, dat het onder
houd van een aantal molens te wensen overlaat.
De toestand ter zake is ook bekend, zeker op mijn
departement. Dit hangt meestal samen met de om
standigheid, dat een aantal molens, die oorspron
kelijk een bedrijfsfunctie hadden, die functie hebben
verloren. Voor die groep molens vormen de onder
houdskosten zeker een factor, die moeilijkheden op
levert. Herhaaldelijk is echter gebleken, dat deze