SCHANS
65
bij uitstek voor het bouwen op de slappe veenbodem,
temeer daar geen stedelijke keuren het bouwen in hout
verboden.
Maar de wijzigingen in het cultuurbeeld, die in de
steden aanleiding waren voor de stijlveranderingen in
de bouwkunst, hadden ook hun invloed op de sterk
regionaal gerichte houtbouw in de Zaanstreek. Zo
wijzigde zich het 16de eeuwse houten huis, de getrapte
weeg zwart geteerd, met overkragingen aan de top
gevel en voorzien van kruiskozijnen met luiken, in de
volgende eeuw in een ruimere woning, met olieverf
geschilderd in pittige kleuren en voorzien van grote
kruiskozijnachtige ramen.
In de 18de eeuw brachten de grotere welvaart en de
verfijning der woonzeden nieuwe elementen, zoals de
luchthuizen, waar de dames theedronken, maar ook
een verfijning in de vormgeving van in- en exterieur,
die zich vooral uitte in het versieren met houtsnijwerk
der buiten de dakschilden doorgetrokken topgevels.
Vooral in de laatste helft van de 18de eeuw zijn zeer
veel fraaie panden gebouwd. Zelfs ten tijde van de
Bataafse republiek is er in de Zaanstreek gebouwd,
terwijl uit de eerste helft van de 19de eeuw vele panden
met Empire-ornament dateren.
Zelfs de Neogotische periode van i 1830 was tot voor
kort met een tuinhuis vertegenwoordigd.
In de tweede helft van de 19de eeuw begint dan de ont
wikkeling, die de doodsklok zal luiden over de Zaanse
houtbouwkunst.
Dat was niet het bouwen in steen, zoals men wellicht
zou denken, want het bouwen in hout zou zich tot aan
de in werking treding van de Woningwet in 1901 voort
zetten, maar de wijziging in de energieopwekking, die
zich in de Zaanse industrie voltrok.
Onafwendbaar werd de ene molen na de andere ge
sloopt en vervangen door een door stoom gedreven
machine en later nog door de electromotor.
De industrie, eertijds uitgeoefend in de molens en de
molenschuren, werd nu een grootbedrijf, dat uitge-
Herplaalsing van de Verf molen „De Duin
jager". Foto: H. Los