DE ZAANSE
64
El'
Reeds eerder is in dit blad de aandacht gevestigd op
het plan om in de Zaanstreek te komen tot een reser
vaat, waar specimina van de Zaanse houtbouwkunst
zouden kunnen worden herbouwd en weer bewoond,
wanneer behoud ter plaatse niet meer mogelijk is.
Daar velen menen, dat hier ten behoeve van de
vreemdelingen een tweede openluchtmuseum wordt
beoogd, lijkt een nadere uiteenzetting gewenst.
Men kent waarschijnlijk in grote lijnen de geschiedenis
van de Zaanstreek.
Lang na het ontstaan van de oudste Zaandorpen
Assendelft, Westzaan, Wormer, Jisp en Oostzaan,
waar visserij, veeteelt en zelfs landbouw middel van
bestaan waren, begon bebouwing langs de Zaan-
oevers.
In de 16de, en 17de eeuw vermeerderde deze snel
onder invloed van nieuwe middelen van bestaan, zoals
de walvisvaart, de scheepsbouw en de industriële
bedrijvigheid in de molens.
Anders dan in de steden, waar keuren het bouwen
in zekere mate beheersten, ontstond langs de oevers
van de Zaan een gemengde bebouwing van molens,
geteerde schuren en groen geverfde houten huizen.
De intense bedrijvigheid op en om de Zaan, van
boeiers en beurtschepen, op molens en scheepswerven,
was in de 18de eeuw van zo'n grote bekoring, dat een
tochtje per boeier van Amsterdam naar Zaandam
even geliefd was als nu een tochtje naar de bollen.
Waarin school nu toch het dorpsschoon van de
Zaanstreek? Zeker in de aanleg; de dorpsweg met
wegsloot waarover houten bruggetjes toegang gaven
tot dwarspaden en erven, gaf hier zeker aanleiding toe.
Maar het meest toch wel in de groengeverfde houten
woningen, met hun witte kozijnen en windveren en
rode of groene luiken.
Voor dit bouwen in hout waren vele redenen. Zo was
de Zaanstreek de stapelplaats van Rijns eikenhout,
dat met het vuren- en grenenhout in de molens werd
verzaagd.
Dit bouwmateriaal, zo dicht bij de hand, leende zich
i Hel eerste huis in de Zaanse Schans.
Foto: H. Los