Over belegen Goudse kaas 33 Goed belegen Goudse kaas is een lekkernij, wie zal het tegenspreken? Dit wil echter niet zeggen, dat alles, wat uit Gouda komt, belegen moet zijn, om volledig te kunnen worden geapprecieerd. Met name geldt dit voor 't „basisplan binnenstad" dat in de afgelopen zomer werd gepubliceerd, en dat van rijkelijk „belegen" principes uitgaat. De wording van Gouda's stadskern is op een weinig gecompliceerde wijze verlopen. Het kasteel ter Goude stond aan de Ysseldijk, naast de monding van de Gouwe; langs laatstgenoemd water groeide een nederzetting van langgerekte vorm. Omtrent het mid den van de veertiende eeuw vindt een uitbreiding plaats waarbij vermoedelijk het marktplein tot stand komt met de markante situering van het Raadhuis in het midden en van de Janskerk, weliswaar ietwat afzijdig maar toch zó, dat zij in het stadsbeeld telkens op verrassende wijze domineert. „De niet gemakke lijke opgave, de vroegste stadsgewijze bebouwing langs het bochtige beloop van de Gouwe en het door landelijke verkaveling bepaalde grachtenschema in overeenstemming te brengen met de eis een stad van harmonische uiterlijke vorm (voor de verdediging) en met een schoon en doelmatig centrum (voor de maatschappelijke functionering) te verkrijgen is voortreffelijk geslaagd. Dat het centrum (de Wijd- straat) een organische verbinding met het westelijke stadsdeel moest ontberen is de enige kunstfout die men kan aanwijzen" 1). De Gouwe vormt thans nog, ook wat de bebouwing betreft het fraaiste stadsbeeld; de Markt boeit meer door de ruimtevorm dan door de bebouwing waar van de gevels verknoeid zijn. Omdat de schaal van de Marktwanden vrijwel niet is verstoord, is niettemin het geheel zeker bekoorlijk, niet in het minst ook door het contrast tussen het vrij kleine stadhuis en de St. Janskerk die aan de markt zijn volle lengte toont. De waardering voor de overige stadsdelen moet zich al van genuanceerder terminologie bedienen. De straten zijn er in het algemeen klein van schaal, zowel wat de breedte, als wat de bebouwing betreft; een aantal meest vrij smalle grachtjes, soms slechts aan één zijde bekaad, slingert zich er door heen. Het stadsbeeld als geheel heeft iets dorps, iets landelijks. Grotere ruimte is aanwezig op de Turfmarkt (een echte gracht met kaden aan twee zijden) de naar geestige, gedempte Nieuwehaven en de Raam, een lange gracht die de Westelijke stadshelft doorsnijdt. De structuur, op het eerste gezicht weinig ordelijk, blijkt bij nadere kennismaking mee te vallen; er zit toch een zekere lijn in de plattegrond, die een orde nende hand bij het ontstaan van de stad doet ver moeden. De vrij grote breedte van de Gouwe en de zojuist genoemde grachten komt in contrast tegen de kleine 1) Mr. S. J. Fockema Andreae in „Duizend jaar bouwen", I,p. 55. schaal der overige stedelijke ruimten bijzonder tot zijn recht; de Markt, ofschoon geen plein van exces sieve grootte, werkt telkens weer als een verrassing. De bebouwing van de secundaire straten is sterk ver nieuwd. Niettemin vertoont zij op tal van punten nog fraaie panden, die als monument van belang zijn, en is het aspect in het algemeen bescheiden en niet zelden van zekere pretentieloze aantrekkelijkheid. Aldus vormt de oudestad als geheel een complex van waarden dat elkaar steunt, en Gouda tot een fraaie stad stempelt. Toch is Gouda al op tal van punten bedenkelijk aan getast. Er heeft slopvorming plaats gehad; er zijn een aantal grachten gedempt zoals de Nieuwe Haven en, nog maar enkele jaren geleden, Achter de Vis markt en Naaierstraat, onbevredigende ruimten achterlatend. De bekende verval-verschijnselen, die iedere oude stadskern met moderne buitenwijken vertoont, zijn er in ruime mate te vinden. Toch is dit voor Gouda niet het zwaarst wegende probleem. In de binnenstad heeft zich een naar verhouding zeer groot aantal bedrijven genesteld, die op ruime schaal roofbouw hebben gepleegd op de kern. Zij manifes teren zich met lelijke gevels van grove schaal in de straatwanden, zij hebben de binnenterreinen bezet met naargeestige bedrijfsgebouwen, zij trekken ten slotte zwaar verkeer aan, waarop het stratenplan niet is berekend. Het basisplan nu, is van voorzichtige aard, en poogt de kool der oude kern en de geit van het verkeer te sparen, zonder in onbetaalbare projecten te vervallen. Men wil: ie het stratenplan verbeteren, en meer parkeer ruimte scheppen voor „het" verkeer van „de" (wij vragen ons af welke?) toekomst; 2 e. krotbuurten volledig vernieuwen, in enkele ge vallen op een nieuw stratenplan; 3e. voor het benauwde bedrijfsleven mogelijkheden tot betere ontplooiing tot stand brengen. Men wil ook: 4e. het besloten karakter en de kleine schaal van de binnenstad niet méér dan nodig aantasten; 5e. aanvaarden dat Gouda zijn karakter ook aan zijn grachten en grachtjes ontleent. Men wil tenslotte dat de binnenstad te allen tijde (meer niet!) haar centrumfunctie zal kunnen blijven vervullen. Het voortploegen van de boer heeft een van onze grootste dichters geïnspireerd. Dat het heldhaftig voorthinken van sommige stedebouwers op tegen strijdige gedachten ooit een bron van kunstzinnige inspiratie zal vormen maar ach, men kan 't nooit weten. En de gevolgen voor Gouda? De Raam, na de Gouwe de langste gracht van Gouda, wordt (heus!) gedempt. Men verwacht ervan, dat de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1960 | | pagina 19