25
de afbraak. Ook deze instantie heeft echter ingezien
dat er aan deze bouwvallen niets meer te redden is."
Laten wij het iets anders stellen: wanneer een gemeente
bestuur geen besef voor culturele waarden heeft en
zijn monumenten bepaald wil vernietigen, dan kan
bij onze huidige wetgeving Monumentenzorg het op
een gegeven moment niet meer tegenhouden. Een
grote stap voorwaarts, inderdaad. Op de weg naar
de alom toenemende banaliteit der provincieplaatsjes
die elk spoor van hun verleden trachten weg te
poetsen.
Slot Honselaarsdijk
Dat met goede wil schijnbaar hopeloze zaken nog in
orde kunnen komen blijkt in Naaldwijk. In jaargang
34, blz. 8 van dit blad schreef Dr. R. van Luttervelt
over het vervallen stalgebouw van het eens zo indruk
wekkende paleis van Frederik Hendrik: „Kan dit
gebouw, merkwaardig om de historische herinnerin
gen die eraan verbonden zijn en waardevol als een
goed stuk architectuur uit onze 17e eeuw, niet gered
worden en gerestaureerd, opdat hier niet wederom
in de fout van afbraak vervallen wordt die wij onze
voorvaderen van 1814 zo ernstig verwijten?" Na de
adressen waarin nu twee jaar geleden het bestuur
van de Bond Heemschut bij het gemeentebestuur
van Naaldwijk herstel van dit nog altijd zo belang
wekkende paleisrestant bepleitte, en aandrong op
herziening van het uitbreidingsplan voor de omgeving,
is de situatie aanzienlijk opgeklaard. De eigenaars,
d.w.z. de gemeente en een zestal particulieren zijn
naar uit persberichten blijkt, met Monumentenzorg
aceoord over een inmiddels uitgewerkt restauratie
plan, waarop wij in een volgend nummer nader zullen
ingaan.
Kasteel Biljoen
De strijd voor het behoud van het prachtige complex
dat het kasteel Biljoen vormt met de omliggende
terreinen wordt voortgezet. Het bestuur van de Bond
Heemschut heeft in een adres aan G.S. van Gelder
land verzocht de goedkeuring te onthouden aan het
betreurenswaardige besluit van deRhedense gemeente
raad om door bebouwing van het voorterrein het
kasteel Biljoen zijn unieke ligging en zijn agrarische
bestaansbasis te ontnemen.
Groenlo
Aan de noordzijde is het Gelderse stadje Groenlo
nog beschermd door een gaaf stuk vestingwerken,
vermeld in de Rijksmonumentenlijst en fraai be
groeid met opgaand hout.' De wandelaars hebben
van de wallen een vrij uitzicht'over het daar onbe
bouwde land: Zuidelijk van de stad ligt industrie
terrein. De gemeenteraad besloot echter op 11 febr. j.1.
een terrein in het vestinggebied, dat volgens een
besluit van het Ministerie van O.K. en W. twintig
jaar .geleden terwille van zijn historische en land
schappelijke betekenis ongerept dient te blijven, te
verkopen aan een cartonnagefabriek. Deze firma is
voornemens daar een groot fabrieksgebouw neer te
zetten, en dan zal zowel het gezicht op Groenlo vanaf
de Borculose weg als het uitzicht van de bastions af
voorgoed bedorven zijn. Bovendien is er dan een
precedent voor verdere industriële bestemming. De
gedachte dat de stedebouwkundige ontwikkeling in
het algemeen belang volgens bepaalde richtlijnen
moet plaatsvinden zodat de industrie zich op daartoe
aangewezen terreinen vestigt en niet de uit een oog
punt van welstand en recreatie waardevolste plekken
verstoort, schijnt nog niet in Groenlo te zijn door
gedrongen. Dergelijke fouten zijn in heel Nederland
gemaakt honderd jaar geleden. Het bestuur van
de Bond Heemschut heeft het College van Gedepu
teerde Staten verzocht zijn medewerking te willen
verlenen tot behoud van Groenlo's vestinggordel.
G. B.
vervolg van blz. 23
vorm van glascultures is een open vraag Daarbij
moet in het bijzonder worden bedacht, dat dit gebied
thans, als plassen- en moerasgebied, biologisch van
betekenis is en bovendien landschappelijk nog zeer
aantrekkelijk, zij het te weinig ontsloten.
Maar hoe dan ook, het is zeker niet uitgesloten, dat in
de toekomst ruilverkavelingen mede dienstbaar kun
nen worden gemaakt aan de bevordering van de be
langen van de recreatie en zelfs in enkele gevallen wel
licht aan die van het natuurbehoud. In de kringen van
de natuurbescherming meent men echter, dat de
consequentie van deze ontwikkeling moet zijn: een
diepgaande, principiële wijziging van de Ruilverkave-
lingswet. Deze wet zou daarbij moeten worden ont
daan van zijn overwegend landbouwkarakter, terwijl
wettelijke voorzieningen moeten worden getroffen
voor de inpassing van het zo zeer verbrede ruilver-
kavelingswerk in het kader van de rijks- en provinciale
planologische organen. Ook de besluitvorming om
trent ruilverkaveling, de stemming door de grondeige
naren, die in dit tijdschrift wel eens critisch is be
sproken, dient dan te worden vervangen door besluit
vorming door een publiekrechtelijk lichaam.
Tenslotte zou de gehele wet „elastischer" moeten wor
den gemaakt, teneinde de toewijzing van grond aan
b.v. natuurbeschermings- en recreatieinstanties op
ruimer schaal mogelijk te maken.
Dit alles vanuit het gezichtspunt, dat bij de vorm
geving van het toekomstige Nederlandse landschap
niet alleen moet worden gelet op de agrarische wensen,
doch ook op de eisen, welke ten behoeve van de 85%
van de Nederlandse bevolking, die niet in de landbouw
werkzaam is, aan het bodemgebruik van ons land
moeten worden gesteld. Drs. R. J. DE WIT