Daagt 't in Dordt?
Dordrecht: achter de Grote Kerk (foto Bram Sqffree)
In de storm van saneringsplannen, die de laatste
jaren over onze oude stadskernen waait, was het
Dordtse saneringsplan een uitschieter van bijzondere
kracht. Ondanks fel verzet in Dordrecht en daar
buiten werd het plan door de Raad aangenomen,
waartoe niet weinig zal hebben bijgedragen, dat bij
de uitvoering van het plan zou worden bekeken, in
hoeverre zijn gevolgen voor de schoonheid van
Dordrecht konden worden verzacht.
In het mei-nummer van het tijdschrift „Stedebouw-
volkshuisvesting" troffen wij een aantal artikelen
aan, die ons om verschillende redenen merkwaardig
toeschenen. Zij laten het een en ander zien omtrent
de voorgeschiedenis van het Dordtse plan, vermelden
enkele niet onbelangrijke wijzigingen die in meerder
heid winst betekenen en geven tenslotte blijk, dat
men aan de beginselen van het basisplan op enige
punten aan het twijfelen is geraakt. Merkwaardig
genoeg zijn dat allemaal punten waarop wij destijds,
in woord en geschrift, de juistheid van het basisplan
in twijfel trokken.
Het loont de moeite enkele passages van de artikelen
aan te stippen. Het nummer begint met een inleiding
door de eigenlijke ontwerper van het saneringsplan,
Ir. W. Wissing, waarin deze een historisch overzicht
geeft van de ontwikkeling van Dordt, dat vrij wat
onnauwkeurigheden of zelfs aperte onjuistheden
bevat. Zo noemt hij de zeventiende-eeuwse haven
bekkens middeleeuws, en wijt hij de „slechte" be
bouwing tussen Voorstraat en Spuihaven aan een
periode van teruggang na de ondergang van de
Grote Waard in 1421. Het is hem blijkbaar ontgaan,
dat de verwording van deze in opzet weliswaar
bescheiden, maar toch zeker nog niet slechte buurt
pas uit de tweede helft van de vorige eeuw dateert.
Het verbaast dan ook niet meer, dat iemand, die
zo slecht op de hoogte blijkt van Dordrechts historie,
niet schuwt de historische schoonheid op ongekende
schaal aan te tasten en uit te wissen. Want, zoekt
men nu naar de argumentatie, waarom men bij het
Dordtse saneringsplan juist een zo sterke uitbreiding
der city-voi ming in de binnenstad projecteerde,
dan vindt men slechts één zinnetje: „Wat ligt er
meer voor de hand dan hiervoor de bestaande city
van Dordrecht gereed te maken Wij meenden dat
bij een wetenschappelijke benadering van een vraag
stuk, geen énkele oplossing voor de hand ligt, en
dat een bestudering van de city-problemen in binnen-
en buitenland alras geleerd zou hebben, dat niets
minder voor de hand ligt dan deze! Nog afgezien
van het feit, dat de bestaande city van Dordt tendele
in, ten dele ook al buiten de oude stad gelegen is.
Ir. G. Bijleveld vertelt het een en ander over zijn
taak als directeur van Openbare Werken bij de
voorbereiding van het plan. Daaruit blijkt dat de
opneming van de bouwtechnische kwaliteiten van de
binnenstadsbebouwing (de doorbraken zullen door
de „slechtste" delen lopen) in handen was van bouw
toezicht. Bedenkelijk feit! De inspecteurs van bouw
toezicht, doorkneed in mode ne constructie-methoden
en in de regel zonder veel kennis van oude bouw
wijzen of begrip voor de regeneratie-mogelijkheden
van oude huizen zijn beslist niet de deskundigen die
zo'n onderzoek moeten leiden!
Dat er een tweetal monumentenkaarten zijn gemaakt,
één met de monumenten die blijven, de ander met
de monumenten die zullen verdwijnen, vermag ons
niet gerust te stellen. De Voorlopige Lijst die hier
(ook al weer!) als uitgangspunt werd genomen, naast
de wat jongere gemeentelijke lijst, is voor het ver
krijgen van een inzicht in deze zaken zonder wezen
lijke betekenis. Slechts een nieuwe deskundige op
neming van het stadsbeeld, waarin ook de totaliteit
der straat- en grachtwanden tot zijn recht komt zou
een nuttig uitgangspunt kunnen vormen.
De tirade, dat de restauratie-afdeling van Open
bare Werken geactiveerd is, omdat men zich tot taak