104 De restauraties zijn een zeer belangrijk deel van het dagelijkse werk. Na het onderzoek wordt de molen maker om een gespecificeerde begroting van het herstel gevraagd, welke onzerzijds wordt gecontroleerd. Gaan wij met deze accoord en is komen vast te staan welk gedeelte van de kosten de eigenaar, wie dit ook zij, zelf kan dragen (deze liggen tegenwoordig al gauw niet meer onder de f 10.000,en stijgen gemakkelijk tot f 30.000,gemiddeld), dan bereiden wij de verzoeken om subsidie aan het Rijk, de provincie en de gemeente voor en richten wij ons, ter bevordering van de locale belangstelling, tot daarvoor in aanmerking komende landelijke of plaatselijke organisaties, soms ook particu lieren, indien zulks niet door de burgemeester wordt gedaan. Zelf geeft de Vereniging dan ook een be scheiden blijk van medeleven. Zoveel mogelijk wordt de molenmaker ingeschakeld, die de molen in onderhoud heeft. De Vereniging houdt er evenwel het oog op gericht, dat niet de ene molen maker overladen is met werk en een ander om een karwei verlegen zit; zij tracht dan een juiste arbeids verdeling te bevorderen. Het jarenlange streven van de Vereniging om voor alle molens (nu nog tegen de 1000) een bescherming te krijgen door een Molenwet, bleef tot nu toe nog zonder resultaat. Het was een stap voorwaarts, toen de pro vincie Zuid-Holland in 1951 een Provinciale Molen verordening in het leven riep, welke, in het kort gezegd, sloping of verandering van een molen zonder toestem ming van Ged. Staten verbiedt. Met dit voorbeeld voor ogen heeft ,,De Hollandsche Molen" bereikt, dat thans in totaal negen provincies een Molenverordening van kracht is. In Groningen stonden alle molens al op de Voorl. Monumentenlijst, zodat hier een verordening niet zo zeer nodig is. Het wachten is nu nog op Drenthe om de kring te kunnen sluiten. Deze Provinciale Molenverordeningen scheppen de mogelijkheid het voor en tegen van het behoud van een molen grondig te onderzoeken, waardoor ondoordacht slopen voor komen wordt. Indien er thans ontheffing van het sloopverbod wordt gegeven, kan men aannemen, dat er geen andere uitweg mogelijk was. Het is geen uit zondering, dat slopingsplannen veranderen in een be sluit tot herstel, als de aanleiding tot de sloopgedachte nader door onze Techn. Adviseur bekeken en bespro ken is. Er zijn ook enige provincies, die bovendien een speciale Molencommissie hebben ingesteld. De eerste, die hier toe overging was Friesland, later gevolgd door Zuid- Holland en Groningen. Gelderland zal hiertoe ook spoedig overgaan. Er is tussen deze Provinciale Molencommissies en onze Vereniging als centraal punt in den lande voor molenbehoud, een nauwe sa menwerking. Onze Techn. Adviseur woont haar ver gaderingen bij en werkt samen met haar technische deskundigen, (in Zuid-Holland heeft de Prov. Water staat zelfs een afzonderlijke molendeskundige)Deze samenwerking komt het behoud onzer molens zeer ten goede. De technische adviezen worden gratis verstrekt. Menig gemeentebestuur dankt hieraan, dat molenschoon in zijn gemeente behouden bleef en onze Vereniging op haar beurt, dat ruim 200 gemeenten tot haar leden gerekend kunnen worden. Ook het aantal polders, dat ons oordeel vraagt over de steeds oplopende onder houdskosten, als zij geen opzichter hebben, neemt toe. Dit alles wordt binnen de muren van ons bureau behandeld. Per jaar gaan er circa 200 molen- gevallen door onze handen en als de toekenning van de overheidssubsidies een normaal verloop heeft, kan het jaarverslag gemiddeld 50 behouden molens noemen. Ons streven blijft erop gericht, dat de molens als werk tuigen gebouwd, bij voorkeur als werkende molens worden behouden. De tijd is echter voorbij, dat wij ons een stilstaande molen (hun aantal neemt helaas wel toe) niet meer kunnen aantrekken. Zijn waarde als schoonheidselement in het dorps- of landschapsbeeld vraagt ons zulks wel te doen. Bovendien blijft de moge lijkheid aanwezig, dat het wiekenkruis t.z.t. weer gaat draaien; dat gebeurt ook wel eens. Tot het interne werk rekenen wij ook de moleninven tarisatie met het daarop corresponderende afbeel dingenarchief. Twee onzer bestuursleden hebben hier voor de zorg op zich genomen. Meer dan men zal ver moeden, bereiken ons vragen, die alleen door onze archivarissen kunnen worden beantwoord. Ook is er een begin gemaakt met de aanleg van een technisch archief, waarin constructietekeningen, bestekken, op metingen e.d. een plaats krijgen. Het zijn in hoofdzaak de molenmakers, die over dit documentatie-materiaal beschikken en waakzaamheid is geboden om waarde volle technische gegevens over molenbouw niet voor goed verloren te zien gaan. Het buitenland weet de Vereniging steeds meer te vinden en wij trachten zo goed mogelijk behulpzaam te zijn n.a.v. de verschillende vragen, die op ons wor den afgevuurd en welke ons wel eens een glimlach op de lippen brengen. Al te vaak blijkt, dat men geen be grip heeft van de eisen, welke een molen die werk moet verrichten, stelt, noch minder welk speciaal vakman schap en welk hoog bedrag er voor de bouw nodig zijn. Ons viermaandelijkse orgaan Molennieuws onder houdt sedert 1954 het contact met leden, donateurs, overheid en geestverwante organisaties. Hiertoe dient ook onze jaarlijkse molenexcursie op de laatste zater dag van september en onze algemene ledenvergadering op de eerste zaterdag van maart. Onze jaarboeken ver schijnen zo om de 3 a 4 jaar en worden gratis ter be schikking gesteld van hen, die ons met een lidmaat schap steunen. Het aantal van deze bedroeg per 1 januari jl. 1.269. Er is gelukkig een geleidelijke stij ging waar te nemen, doch wat betekent dit aantal tegenover een bevolking van elf miljoen! Dit was slechts een greep uit de vele en zeer verschillen de werkzaamheden van de nu 36-jarige Vereniging ,,De Hollandsche Molen". E. F. CARO Secretaresse.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 22