in Vlaanderen Goede berichten geven als zij - onder deskundig toezicht - hun huis willen herstellen. In dit verband weegt de omstandig heid zwaar dat België geen welstandstoezicht kent. In Nederland is men er zo aan gewend dat de parti culier geen schuurtje mag bouwen zonder allerlei controles en goedkeuringen dat men bij het ver schijnen van iets dat hinderlijk lelijk is, in de eerste plaats de toezichthoudende instanties verantwoorde lijk stelt. In België vraagt de principaal een „bouw- toelating" die alleen geweigerd kan worden als de constructie onvoldoende waarborgen voor de veilig heid geeft. Dit lijkt aantrekkelijk omdat dan de verantwoordelijkheid ligt waar deze in de eerste >j plaats thuishoort; bij de bouwheer en de architect. Nu evenwel de voorwaarde waarop deze vrijheid vroeger berustte, namelijk de algemeen gevolgde, harmonisch bij de voorafgaande aansluitende bouw stijl, is weggevallen, in België evenzeer als bij ons en elders, is de vrijheid om maar te bouwen wat men wil een hachelijke zaak geworden - met name in een omgeving die als geheel waardevol is. Aan de goede wil om een dergelijk geheel te respecteren heeft het in de Vlaamse steden gedurende laatste eeuw niet ontbroken. De talrijke bouwwerken in neo-gothische trant, (die nog altijd niet geheel is uitgestorven) kunnen zeker als zodanig worden beschouwd. De beste bedoelingen kunnen echter een zo zwak uit gangspunt als de stijlimitatie niet voor mislukking behoeden. De resultaten zijn te duidelijk negatief. Dan slaat men licht om naar het andere uiterste, naar de opvatting dat een geheel eigentijdse vorm geving vanzelf een goede bijdrage tot het stadsbeeld geven zal. Ook dat blijkt echter niet op te gaan. Hoe ook dit moeilijke vraagstuk aangepakt moet worden, een ding staat vast: wanneer de gebouwen die samen de karakteristieke schoonheid van een stad als Gent vormen, niet tijdig voor verder verval 4 worden behoed door ingrijpende herstellingen en een y doelmatige functie, dan wordt het hele dispuut overbodig. Daarop is dan ook op het ogenblik de krachtsinspan ning gericht en deze is in financieel opzicht niet gering. Het zijn namelijk zulke enorme gebouwen. De St. Pietersabdij bijvoorbeeld, in de Franse tijd geseculariseerd en daarna een eeuw lang als kazerne gebruikt, wordt nu hersteld, ten dele in werkverschaf fing. Hetzelfde gebeurt met het Kinderen Aleyns- hospitaal, waar in de afzonderlijke huisjes verschil lende afdelingen van het Museum voor Volkskunde gevestigd zullen worden. Nog zwaarder zal de taak zijn het Pand onder handen te nemen, het nog tijdens het leven van St. Dominicus gestichte Predik- herenklooster waarvan de verweerde muren naast de St. Michiel uit het zwarte water van de Leie oprijzen. Het Pand werd in later eeuwen uitgebreid en verbouwd, ten slotte bevatte het een groot aantal van de ergste krotwoningen, benevens allerlei opslag en werkplaatsen. De krotwoningen zijn nu onbe woonbaar verklaard en ontruimd, en het gebouw is zelfs in zijn huidige vervallen staat nog zo indruk wekkend, en het staat op zulk een belangrijk punt in de stad, dat restauratie dringend gewenst is. Het zal echter miljoenen kosten en men is er nog niet aan begonnen. Wel voteert de gemeenteraad regel matig credieten voor herstelwerkzaamheden aan de St. Nicolaaskerk, die al jaren in de steigers staat, aan de St. Michiel, de St. Bavo en nog enkele kerken. Deze voordrachten die dit jaar samen meerdere mil joenen franken bedragen, ontmoeten in de Raad geen tegenstand. Het besef dat de roemrijke geschie denis van Gent en zijn kostbaar monumentenbezit in ere gehouden moeten worden schijnt daar sterk te leven, waartoe de werkzaamheid van verenigingen als de „Vrienden van het oude Gent" en „Vrienden van het Oud-Begijnhof" zeker in aanzienlijke mate bijdraagt. Juist in deze gunstige sfeer voelt het stadsbestuur echter de machteloosheid dat het aanslagen op het stedeschoon die uit winstbejag of kortzichtigheid worden beraamd, niet met geëigende wettelijke middelen kan keren. B. De Gedeputeerden van Friesland stellen de Provin ciale Staten voor de jaarlijkse begrotingspost voor restauratiesubsidies van f 50.000,op f 75.000, te brengen, met een extra krediet van f 100.000, om een gedeelte van de allengs ontstane achterstand in de uitbetalingen in te halen. Bovendien zal dan de jaarlijkse post van f 5.000.voor molenherstel verdubbeld worden, welk bedrag gestort wordt in een „molenfonds". Het rijk brengt in 1960 de molen subsidies van f 85.000,op f 150.000, Ook in Gelderland wordt nu een molencommissie gevormd om G.S. van advies te dienen over de vragen van wenselijkheid en mogelijkheid van het behoud der molens in de provincie. Verschillende autoriteiten en bestuursleden van verenigingen op het gebied van landschaps- en molenbescherming zullen in deze commissie zitting hebben. In Zuid-Holland zijn 53 voorstellen ingediend bij de Provinciale Staten om subsidies te verlenen bij het herstel van monumenten. Hiermee is een bedrag van bijna 9 ton gemoeid. Bij nieuwe restauratiegevallen wordt de provinciale bijdrage van 15 op 10% van de kosten teruggebracht. Op deze wijze kunnen meer aanvragers van subsidie geholpen worden.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 13