Monumentenzorg
IN MEMORIAM
Jhr. Mr. F. J. C. M. VAN R1JCKEVORSEL
werpen dat een dodelijke bedreiging inhoudt voor het
alom bekende kasteel Biljoen. De betekenis van dit
complex van een goed onderhouden architectonisch
zeer belangwekkende gebouw, omringd door water en
hoog geboomte, berust mede op de ligging aan het eind
van een statige oprijlaan met ter weerszij wijde akkers.
De bedoeling is nu op deze akkers woningen te bouwen
terwijl meer naar het westen, tussen de spoorlijn en de
Zutfense straatweg, drie hoge flatgebouwen het uit
zicht op het landgoed zullen wegnemen. Hierdoor zou
Biljoen dat met het omringende landschap nu een der
fraaiste punten van de wijde omtrek vormt en een
attractie is voor de omwonenden en de vakantie
gangers, zowel zijn onmisbare omlijsting als zijn
agrarische bestaansmogelijkheid verliezen. Het spreekt
vanzelf dat Heemschut een adres aan de gemeente
raad van Rheden zond met het verzoek de goedkeuring
aan de desbetreffende onderdelen van het uitbreidings
plan te onthouden.
G. B.
O
Geheel onverwachts kwam ons te ontvallen Jonkheer
Mr. F. J. C. M. van Rijckevorsel, in leven hoofd
bestuurslid van de Bond Heemschut en Voorzitter
van de Provinciale Commissie „Stad en Dorp Noord-
Brabant"
Met hem is heengegaan een voorvechter voor alles
wat schoon was in cultuur en natuur. Hij wist, dat
het monument of het er een was van natuur of van
cultuur bijna altijd de zwakste partij is, wanneer
de handhaving van zijn bestaan tegen andere dikwijls
'meer spectuculaire belangen wordt afgewogen.
Wij zijn er dikwijls getuige van geweest hoe ridder
lijk van Rijckevorsel het dan voor zo'n bedreigd
monument kon opnemen, meermalen met succes.
Als magistraat gewend aan de confrontatie met een
veelheid van uiteenlopende belangen, was van Rijcke
vorsel overigens geen romanticus, maar stond hij
met beide benen op de grond. Deze eigenschap ver
leende aan zijn streven naar bescherming der schoon
heid een gezag, dat wij node zullen missen.
Hij ruste in vrede.
Jhr. Mr. E. W. J. van Weede van Dijkveld
:uj
De zorg voor, maar ook de zorgen om het nationale
monumentenbezit heeft in de verschillende landen
van Europa een andere gestalte. In België staan de
oude steden waarvan de indrukwekkende historie
nog door vele gebouwen in herinnering wordt ge
bracht, reeds lang in de belangstelling der toeristen.
Dit is waarschijnlijk een der oorzaken van een vroeg
tijdig ontwaken der beschermingsgedachte. Zoals de
stadssecretaris van Gent ons vertelde werd de plaatse
lijke commissie voor monumenten en stadsgezichten
al meer dan honderd jaar geleden door de Gemeente
raad ingesteld. Al heeft deze commissie slechts een
adviserende taak, het bestaan van een dergelijk
college is niet alleen een gevolg, maar ook een oor
zaak van verantwoordelijkheidsgevoel, dat tijd nodig
heeft om in brede kringen door te dringen.
Belangrijker is uiteraard de functie van de Konink
lijke Monumentencommissie die landelijk werkt en
tot taak heeft de officiële lijst der beschermde monu
menten vast te stellen en bij te houden. Het opnemen
van een gebouw in deze lijst is alles behalve een ad
ministratieve kleinigheid. Er is een Koninklijk Be
sluit voor nodig, maar wanneer dat eenmaal genomen
is, komen eventuele restauratiekosten ook geheel voor
rekening van de overheid, in dier voege dat de Staat
60%, de provincie en de gemeente ieder 20% be
talen. Daar staat tegenover dat de eigenaar behalve
het normale onderhoud geen enkele werkzaamheid
aan het gebouw mag doen uitvoeren zonder goed
keuring van de Koninklijke Commissie. Dit kan een
belangrijke achteruitgang van de actuele of de
potentiële inkomsten ten gevolge hebben. In dat
geval kan de eigenaar volgens de Monumentenwet
van 1931 eisen dat zijn bezit wordt onteigend - en
dus volledig betaald.
Het aantal „gerangschikte" monumenten wordt met
het oog op deze consequenties betrekkelijk klein ge
houden. In Gent zijn het er niet meer dan tachtig.
Er bestaan echter nog andere mogelijkheden. Zo
werden in 1913, ter gelegenheid van een of andere g
feestelijke herdenking, de fraaie gevels van het St.
Veerleplein op stadskosten hersteld. De eigenaars
hebben daarbij echter een erfdienstbaarheid aan
vaard, dat zij niets meer aan de gevels zouden ver
anderen zonder voorafgaande goedkeuring, terwijl
de stad de helft van de onderhoudskosten voor haar
rekening neemt.
Ook Gent kent evenwel het vraagstuk van de hon
derden oude huizen, grote en kleine, die niet de
importantie halen van de officieel gerangschikte
monumenten maar daarvan wel de in het stadsbeeld
onmisbare entourage vormen - en ook op zichzelf
aanzienlijke architectonische kwaliteiten bezitten.
Daarvoor is dit jaar voor het eerst een post van
500.000 frank op de gemeentebegroting verschenen,
om goedwillende eigenaars een subsidie te kunnen