Boekbespreking 88 Het antennevraagstuk Toen omstreeks 1935 de radiotechniek zover was ge vorderd dat men met een antennedraad tussen de schoorstenen of van daklijst tot kozijn kon volstaan, leek het antennevraagstuk in beginsel opgelost. De ontoonbare wirwar van latten, palen en draden op de daken kon opgeruimd worden, zoals tientallen jaren tevoren de ontsierende telefoon-distributiemasten die hun reusachtige draad-spinnewebben over de steden spanden, overbodig werden toen de telefoon „onder dook". Deze voorbeelden van een technische ont wikkeling die op een gegeven moment de hinderlijk heden van een vorige fase uitschakelt, kunnen ons het vertrouwen geven dat ook de lelijke televisiemasten mettertijd wel zullen verdwijnen. Alleen: dit moment is nog niet bereikt. Het aantal televisietoestellen neemt in beangstigend snel tempo toe en een nieuw antenne mastbos overwoekert de daken. De vereniging voor Nederlandse Gemeenten heeft een studiecommissie ingesteld om na te gaan in hoeverre deze ontsiering van het stadsbeeld te beteugelen zou zijn. Het rapport van deze commissie verscheen in 1958 als nr. 23 in de „Blauwe Reeks"; een grondige studie met vele foto's en tekeningen. De conclusie luidt dat een definitieve oplossing voor ons land nog niet in het zicht is. Wel zijn er verschillende mogelijkheden om de antennes minder talrijk door een centrale mast voor een woonblok minder storend door betere verzor ging van de vorm en minder gevaarlijk door betere plaatsing en constructie te maken. In het bijzonder de juridisch-administratieve aspecten van het vraagstuk zijn in dit boekje uitvoerig behandeld. Gemeentebestuurders die de televisieantennes binnen redelijke grenzen willen houden zonder hun gebruik te belemmeren, hebben hierbij een overzicht van de te nemen maatregelen. Wij hopen van harte dat vele edelachtbaren er daadkracht uit zullen putten. G. B. Erfstukken uit om verleden", geschreven door Dr. A. Blonk en D. Wijbenga, en uitgegeven bij J. B. Wolters in Groningen, is bestemd voor het heemkundig ge richte geschiedenisonderwijs op de lagere school. Op zichzelf is dit een voortreffelijke gedachte. Menige onderwijzer die niet volstaat met de verplichte leer stof en de obligatie jaartallen-rijtjes, maar de belang stelling van zijn leerlingen tracht te wekken voor het historische gebeuren dat overal de achtergrond van de actualiteit vormt, zoekt naar aanknopingspunten in de eigen omgeving. Dat kan een oud gebouw zijn of een plattegrond, een straatnaam of een maatschappelijk instituut, doch waar men ook van uitgaat, steeds zal het doel zijn de geschiedenis tot een levendige realiteit te maken inplaats van een hoeveelheid dorre feiten. Onvermijdelijk zal een boek dat hiervoor materiaal verschaft het karakter krijgen van een bundel mengel werk: wat kunstgeschiedenis, maar ook. sociale en economische historie, folkloristische bijzonderheden molen-gebruiken bijvoorbeeld een beknopt stukje kerkgeschiedenis en feiten over levensgewoonten en medische verzorging. Even onvermijdelijk is het dat de lezer soms denkt: waarom het een zo uitvoerig en waarom het ander niet of nauwelijks. Deze moeilijkheden in aanmerking nemend, vraagt men zich toch af of bijvoorbeeld de nogal gruwelijke details over de behandeling van lijders aan pest, melaatsheid en geesteszieken wel in de leerstof voor de lagere school thuishoren. De hoofdstukjes over bouw stijlen en interieurs daarentegen hadden behalve de nogal ouderwets geïnterpreteerde feiten en kenmerken wel iets meer aandacht kunnen besteden aan de levens sfeer waaruit deze merkwaardige bloei van het kunst ambacht kon voortkomen en eeuwenlang in wisselende vormen voortbestaan. In het algemeen heeft het boekje iets ouderwets en schoolmeesterachtigs, niet alleen in de tekst maar ook in de typografische verzorging en de goed gekozen maar slecht gedrukte illustraties. Wanneer deze „fragmenten uit de heemkunde" zoals de ondertitel luidt, gebruikt worden door een en thousiast onderwijzer, die hieruit feiten haalt om deze in een eigen en boeiender gestelde vorm aan zijn leer lingen door te geven, dan zal de uitgave zeker zijn nut hebben. Een boek dat de door alle machtsmiddelen der moderne communicatietechniek verstrooide school kinderen weet wakker te maken en te laten luisteren naar het levensverhaal van hun voorouders, is dit niet. G. B. Het Trappenboek van Van der Horst Van de directeur van het Bedrijf Openbare Werken te Haarlem ontvingen wij een schrijven van de volgende inhoud, met het verzoek dit in „Heemschut" op te nemen. Het in ijgg bij Petrus Schenk te Amsterdam verschenen trappenboek van Tieleman van der Horst en Jan Schenkdat de titel draagt „Theatrum machinarum universale of nieuwe algemeene bouwkunde, waar in werd voorgestelthet maaken van veelerley soorten van Trappen enz."bestaat uit twee delen. Het platendeel zal aan vele lezers bekend zijn: minder bekend is dat een tekstdeel bestaat, dat de toelichting tot de prenten bevat. Dit tekstdeel is meestal verloren gegaan. Zonder de tekst hebben de afbeeldingen slechts betrekkelijke waarde. Bezitters van het platen-deel van het Trappenboek, die belang stelling hebben voor een nadruk of reproductie van het tekstdeel, worden uitgenodigd zich te wenden tot de afdeling Monumen tenzorg van het bedrijf Openbare Werken, Jacobijnestraat 24 Haarlem: bij voldoende belangstelling zullen zij in de gelegen heid worden gesteld, op een exemplaar van het tekstboekje in te tekenen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 22