Vraaggesprek met de burgemeester van Zandvoort
In het eerste nummer van deze Heemschut-jaar-
gang werd een openbare discussie geciteerd tussen
de burgemeesters van Haarlem en van Zandvoort.
Dit was de aanleiding tot een vraaggesprek dat Mr.
H. M. van Fenema, burgemeester van Zandvoort,
ons toestond; onder het voorbehoud echter dat hij
niet pretendeerde veel nieuws te berde te brengen
hoogstens een mening over de maatregelen ter
oplossing van een onhoudbare toestand.
Op de vraag of hij de vérstrekkende gedaantever
wisseling die ons land na de oorlog ondergaat aan
trekkelijk achtte voor toerisme en recreatie ant
woordde Mr. van Fenema dat de intensivering van
bewoning en bedrijf in het algemeen de aanwezige
recreatieve ruimte in hoge mate bedreigt. Men
moet echter de verschillende aspecten van de ver
andering wel uit elkaar houden. Stadsuitbreidin
gen kunnen en moeten recreatieve elementen
bevatten in de vorm van parken en speelgelegen-
heden die het verloren gegane landschap op dit
punt zoveel mogelijk compenseren. De indu
strialisatie daarentegen vermindert de recreatie
mogelijkheden in omvang en hoedanigheid, schept
geen nieuwe, maar doet de behoefte sterk toe-
.nemen. De grote cultuurtechnische werken zoals
het deltaplan bevatten daarentegen wel de kans om
belangrijke nieuwe recreatieobjecten te verwezen
lijken, vooral voor de watersport. Men dient dus
wel voorop te stellen dat er een uiterste voor
zichtigheid geboden is bij de verandering in het
gezicht van ons land en dat een warme liefde voor
het natuurschoon en het cultuurbezit een eerste
eis vormt bij de planologische arbeid. Vervolgens
zal er een diepgaande studie gemaakt moeten
worden van de mogelijkheden de beschikbare
recreatieruimte te vergroten en beter te gebruiken.
Van onze kust b.v. wordt niet meer dan ca 15%
werkelijk benut; daar is het overvol terwijl de rest
wacht op ontsluiting. In dit verband is de gedachte
geopperd van een doorgaande weg van Hoek van
Holland naar den Helder aan de landzijde van de
laatste duinstrook, uitsluitend bestemd voor toeris
tisch verkeer en daarvoor aangelegd: niet te breed
of te recht, met tal van verbindingspaden naar het
strand. Het publiek toont over het algemeen nog te
weinig respect voor de natuur om in de nu afge
sloten duinterreinen onbeperkt toegelaten te kun
nen worden: daarom zal een dergelijke duinweg
zeker een afscheiding behoeven, maar als deze op
een ruime afstand van de weg loopt en door be
planting is gemaskeerd hoeft het niet hinderlijk te
zijn. De hoofdzaak is echter dat de badplaatsen
niet meer als kopstations fungeren en daardoor
ongenietbaar vol zitten terwijl het strand verder
leeg blijft. Er zal evenwel een zeer intensieve op
voedingscampagne nodig zijn met gebruikmaking
van alle middelen der moderne publiciteit om het
publiek bij te brengen dat men de natuur niet be
hoort te vernielen en te bevuilen met allerlei afval.
Wat de A.N.W.B. op dit punt deed is uitstekend
maar blijkbaar nog niet genoeg. Voorlopig zullen
de bordjes: „verboden toegang" en „toegang alleen
voor kaarthouders" nog wel onvermijdelijk blijven.
Tegenover de achteruitgang in kwantiteit en kwali
teit der recreatiegebieden en de sterk stijgende be
hoefte, welke de naoorlogse gedaanteverwisseling
van Nederland met zich meebrengt, zal een groot
opgezet beleid gesteld moeten worden om nieuwe
mogelijkheden te realiseren, zonder het natuur
schoon te schaden en tenslotte zullen wij moeten
leren het vraagstuk van recreatie en toerisme inter
nationaal te bezien. De Europese grenzen verliezen
in dit opzicht zienderogen hun betekenis!
De volgende vraag die wij Mr. van Fenema stelden
betrof het belang dat in verband met het toerisme
gehecht moet worden aan het behoud van histo
risch stedeschoon. Hierop was het antwoord met de
meeste nadruk bevestigend. Instandhouding van
het eigen karakter der historische stadskernen
aldus de burgemeester is natuurlijk van het
grootste belang en volstrekt noodzakelijk. Voor
het toerisme spreekt dit vanzelf, maar zwaarder
nog weegt de culturele waarde voor de eigen be
volking, als onmisbaar aanknopingspunt voor de
opvoeding tot begrip van schoonheid en historie.
Een volk dat zijn geschiedenis vergeet en zijn
monumenten verwaarloost, gaat zeker in de huidige
tijd te gronde aan nihilisme en stuurloosheid.
De eerste maatregel die voor behoud noodzakelijk 1
is, zal de bescherming moeten zijn tegen de ver
nielende uitwerking van het verkeer dat funderin
gen en metselwerk kapöttrilt, stoepen en pothuizen
aanrijdt en de steden onbegaanbaar maakt door
giftige uitlaatdampen en lawaai. De actieve zorg
voor een waardevolle stadskern richt zich in de
eerste plaats op de afzonderlijke monumenten.
Door verordeningen tegen sloop en verminking,
door een doeltreffende subsidiepolitiek bij restau
ratie, door het weren van niet passende bestem
mingen en zonodig door aankoop van belangrijke
percelen kan een gemeentebestuur veel meer doen
dan meestal gebeurt.
82