Moderne etalages in een oude stad Het is een vaak gehoorde opvatting, dat het maken van moderne etalage's onder oude gevels in de binnenstad riiet is te keren. Ik zou tegen dit „fata lisme" stelling willen nemen! Naar mijn mening moet men eisen dat onderpui en bovenbouw een harmonisch geheel vormen. Wil men dat niet doen dan is de consequentie van het aanvaarden van de „moderne" onderpui een gehele, nieuwe, „eigen tijdse" gevel. Renaissance- of andere gevelfragmenten op een betonbalk en daaronder een glasvlak op een paar magere steunpunten, vormen potsierlijke gevallen en zijn noch architectonisch noch stedebouwkundig te aanvaarden. Wij gaan ook niet voor de boven helft gekleed in rok met wit vest en front en daar onder b.v. een zwembroek! Als dat „behoud van oud stedeschoon" moet heten, kan men dat wat mij betreft „cadeau •krijgen" of vriendelijker gezegd, men houdt zich zelf voor de gek als men meent dat dit behoud van stedeschoon betekent. Ik heb vroeger reeds de stelling geponeerd: het gaat niet om het behoud van een enkel fraai geveltje, nog minder om een gevelfragment, (n.b. zwevend op een glasplaat) maar om een harmonisch stedebouwkundig aspect van het geheel, een gehele straatmand, straatbeeld. Is er echter geen „uitwijkmogelijkheid?" N.m.m. is die er en zelfs in vele gevallen. Onze meeste oude steden kenmerken zich door een verkaveling in smalle, maar in vele gevallen zeer diepe terreinen loodrecht op de (te) smalle straten, die als volgt zijn ingedeeld; een rijweg (een meter of 5 breed) en aan beide zijden een trottoir (een ii meter breed). De rijweg is veelal voor het tegenwoordige verkeer te smal en de trot toirs te smal om rustig (gezellig!) te winkelen. Verlegt men de trottoirs, 2^ a 3 meter breed, d.w.z. brengt men deze „onder" in de aanliggende pan den, met een smal vluchttrottoir langs de buiten gevels, dan verkrijgt men de volgende situatie: 1. de rijweg kan van i 5 nieter, d: 7 meter breed worden, zodat veelal zelfs een parkeren aan een zijde zal kunnen worden toegestaan. 2. de trottoirs worden r2 meter breder en geven ruimte voor „doorgaande" voetgangers én stil staande winkelende voetgangers. 3. de trottoirs zijn overdekt, men winkelt „droog" en als men infraroodstraling aanbrengt des winters zelfs heel comfortabel! Voordelen die in ons klimaat wat waard zijn! 4. Het is mogelijk dergelijke overdekte trottoirs op architectonisch verantwoorde wijze aan te brengen! Ook architectonisch waardevolle oude gevels „ver dragen" dit! Ik behoef wel niet te wijzen op de „Lauben" in oud-Bern, Thun, Dornbirn, Münster en in nieuwe vorm in Freudenstadt en Stuttgart. Een Nederlandse oplossing zal uiteraard wat „luchtiger" van karakter moeten zijn, maar er zijn voldoende voorbeelden in ons land dat het kan, waarbij ik, zonder nabootsing te propageren, denk aan de fraaie galerij langs de binnenplaats van het „kasteel" van Breda, om er slechts één te noemen! Een bijkomstig voordeel is dat in een op deze wijze „gesaneerde" straat ook de, in de laatste decennia aangebrachte, soms zeer lelijke, onderpuien ver dwijnen. De gehele straatwand verkrijge geen „uniforme" Lauben, maar een variabel aspect, door een bij iedere gevel passende vorm, het geheel uitgevoerd onder een „supervisor" voor de straatwand als geheel. 5. De winkeliers kunnen aan het overdekte trottoir een etalage, „vrijwel geheel in glas uitgevoerd" maken. Weliswaar derft men wat daglicht, maar omdat tegenwoordig alle winkels vrijwel perma nent en overdadig met TL worden verlicht, kan dat geen bezwaar zijn. Integendeel, goed verlichte etalage's, met „spotlights", „lichtvelum" en derge lijke lichttechnische mogelijkheden zullen voor een beschouwer in de matig verlichte „Laube" attrac tiever zijn dan een normale etalage. 6. Boven de begane grond blijft alles onveranderd. De „verbouwing" van de gevels is technisch zeker niet ingewikkelder dan het maken van een groot „etalagegat" onder een bestaande gevel! 7. Het publiek winkelt zonder vrees, overhoop ge lopen te worden of, in straten met zeer smalle trottoirs, overreden te worden. Samenvattend: Het aanbrengen van „ingebouwde overdekte trottoirs" zal in vele gevallen de „nuttige breedte" van oudestadsstraten bijna verdubbelen. Architec tonisch en stedebouwkundig, verkeertechnisch, wordt een grote verbetering verkregen. Aan de „moderne eisen" van de winkeliers kan zonder bezwaar worden voldaan. Deze oplossing is finan- 79

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 13