67 hotels en bungalowparken. Goede verbindingen zijn een eerste vereiste." En het artikel eindigt als volgt: „De onderminister maakt, als hij over de perspectieven van het vreemdelingenverkeer in Nederland spreekt, een energieke enthousiaste indruk. Hij heeft een visie op de alzijdige welvaartsontwikkeling van een modern Nederland dat zich steeds verder kan ontwikkelen ook op het gebied van het toerisme, een Nederland dat ondanks industrialisatie steeds meer aantrekkelijk wordt, niet alleen voor zijn eigen bewoners, maar ook voor de buitenlander die een snufje frisse zoute zee wind wil opsnuiven en de stedenmassa's wil vergeten in de rust van bossen en hei." Wij moeten bij deze uitspraken van een in zijn huidige functie nieuw optredende bewindsman enkele kant tekeningen maken.- Dat de regering de groei der ver schillende welvaartsbronnen bevordert en daarbij voornemens is het toerisme meer aandacht te geven dan tot dusverre, zal door iedereen worden toegejuicht. Men mag dan echter wel verwachten dat een zodanig welvaartsbeleid evenwichtig is, doordacht, de ver schillende soms tegenstrijdige factoren en belangen tegen elkaar afwegend, dat het beleid niet de toe komst opoffert aan een ogenblikswinst en dat het bovenal rekening houdt met het bestaan van levens waarden die niet in procenten inkomensstijging zijn uit te drukken en dus welzijn weet te onderscheiden van welvaart. Nu is een interview geen regeringsverklaring. Het is nooit precies uit te maken in hoeverre de schrijver de mededelingen van de ondervraagde heeft geïnter preteerd. Als Dr. Veldkamp het echter zo bedoelde als wij het hierboven deels geciteerd deels samengevat hebben, dan maakt zijn kijk op het vreemdelingen verkeer een vrij kortzichtige en irreële indruk. Waarvoor komt de vreemdeling naar Nederland Niet in de eerste plaats voor de hotels, boulevards, bunga lowparken etc. Deze zaken zijn middel, geen doel. Men gaat op reis om elders datgene te zien wat men thuis niet heeft of niet denkt te hebben. De Nederlander gaat naar de Alpen, of naar de kunstschatten van Italië, naar het wereldstads-leven in Parijs of Londen, naar het klimaat van de Rivièra, naar de kastelen aan de Loire of de Franse kathedralen. Dat men daarbij graag over een goede weg rijdt en behoorlijk maar niet te duur logeert ligt voor de hand. De paradox van het huidige massatoerisme is echter dat men het reis doel ongenietbaar maakt door de reismiddelen oneven redig uit te breiden en te perfectioneren. AldousHuxley schreef al voor de oorlog: „Het heeft nog altijd enige zin om van Burslem naar Udaipur te gaan, maar als alle inwoners van Burslem vaak genoeg in Udaipur zijn geweest en alle inwoners van Udaipur vaak ge noeg in Burslem, dan zal het geen enkele zin meer hebben om de reis te maken. Enkele onbelangrijke eigenaardigheden van aardrijkskundige en klimato logische aard buiten beschouwing latend zullen de twee steden dan in wezen niet meer van elkaar te on derscheiden zijn." En even verder in hetzelfde essay „Volkeren die van het landschap houden verwoesten wat zij adoreren. Getuige de twee duizend vierkante mijlen van de Londense voorsteden." Het lijkt een boutade maar het is een bittere waarheid. Wie geregeld op de Waddeneilanden komt ziet hoe jaar na jaar juist datgene wat er de bekoring van uit maakt, wegbrokkelt. Er is nog altijd een groot stuk van over, gelukkig. Maar het vermindert: de rust van duin en strand, het karakter van de boerderijen, de sfeer van de kleine dorpen. Wat er voor in de plaats komt is: het gejengel van vulgaire amusementsmuziek uit draagbare radio's, de rommel van weggegooide zuurtjespapiertjes en dergelijke, de patates frites kramen, de burgerlijk-saaie huisjes, het gedrang van auto's op paden die voor voetgangers en fietsers zijn bestemd, de dancing en de bioscoop. Zeker, het toerisme heeft welvaart gebracht waar vroeger vaak armoede was. Niemand wenst die armoede terug, hoe karaktervol ook de vormen waren waarin zij zich vertoonde. Allerlei kleurige en stijlvolle elemen ten uit het oude boeren- en vissersleven verdwijnen onherroepelijk met het isolement dat „doorbroken" is. Als men echter een streekplan voor het toerisme op de Waddeneilanden zou willen ontwerpen, dan zou de eerste opgave moeten luiden: hoe kan de overheid bevorderen dat de waardevolle aspecten van streekkarakter, natuurschoon en traditie in de gewijzigde omstandigheden blijven voortbestaan voor het welzijn van de bevolking en ten bate van het toerisme? Dan zou het antwoord wel eens kun nen luiden dat op de Waddeneilanden Texel misschien uitgezonderd door zijn grotere omvang bepaald géén boulevards en autowegen gewenst zijn, maar een beperking van het aantal toeristen auto's, omdat de afstanden te lopen of te fietsen zijn. Zo dachten de autoriteiten op de Duitse Wadden eilanden over dit vraagstuk. Het is immers, met alle respect voor Dr. Veldkamp, volstrekt in strijd met de feiten dat Nederland „on danks industrialisatie steed smeer aantrekkelijk wordt". Natuurlijk: iets-aantrekkelijk-vinden is tot op grote hoogte een zaak van persoonlijke waardering. Zie de meubelmagazijnen. Maar de aantrekkelijkheid voor het toerisme is binnen zekere, uiteraard vage grenzen wel degelijk te definiëren. De rust van bos en hei en de frisse zoute zeewind horen erbij. Niet minder het karakter van hét in de verschillende straten van ons land anders gevormde en gegroeide cultuurlandschap. Het meest de historische schoon heid van dorpen en oude stadskernen met hun musea en monumenten. Dat zijn alle zaken die men in de V.V.V. folders vinden kan. In het vlakke, overbevolkte land zijn de attracties echter uitermate kwetsbaar. In bergachtig terrein kan een volkomen onaantrekkelijk gebied, een rommelige industriestad bijvoorbeeld, beperkt blijven tot zijn eigen vallei. Een heuvelrug verder ziet, hoort en ruikt men het niet meer, daar is de atmosfeer weer zuiver. Tech nische elementen als een spoorweg, een viaduct of een fabriek worden door de machtige natuur opge nomen en gedomineerd. In Nederland niet. Bij ons

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 19