Fred Thomas nobel chroniqueur van de schoonheid terwijl het openbare vervoer wordt verzorgd door autobussen. De goederenaanvoer wordt geheel onder de grond geleid. In Minneapolis in de staat Minnesota is op het ogenblik een winkelcentrum in aanbouw, dat winkelgalerijen in twee bouwlagen omvat, terwijl enkele overdekte straten worden uitgerust met air-conditioning. In de nabijheid zijn parkeer terreinen aangelegd, terwijl gemotoriseerd verkeer uit het centrum zelf wordt geweerd. In „Vrij Nederland" van 25 april 1959 doet de Amerikaan Alan S. Curtis een boekje open over zijn ervaring als geïnteresseerde in het Amster damse stedeschoon bij een bezoek aan de expositie van de wederopbouwplannen van Amsterdam, in de Zuiderkerk. Zijn indruk - indien juist - is niet vleiend voor de voorlichting van de Afd. Stadsontwikkeling. De wijze waarop deze vreemdeling door een „gids" werd voorgelicht over die „rotte oude grachten" verdient meer dan gewone belangstelling. Misschien heeft deze „losjes geklede, tamelijk jonge man" die als gids optrad, zijn eigen mening ver kondigd op deze gemeentelijke post. Het is ook mogelijk, dat hij de spreekbuis was van een nog niet overwonnen mentaliteit. Dat zou nog erger zijn en tot maatregelen van geheel andere orde moeten leiden. De zo zonnige dertiende april 1959, vol lentelucht, was een zwarte dag op de Nederlandse kalender. In het Concertgebouw voor het front van zijn orkest bezweek Nederland's grootste hedendaagse dirigent Eduard van Beinum. Enige uren later gaf, in het Binnengasthuis, Amsterdam's meest be wogen hedendaagse kroniekschrijver Fred Thomas de moeizaam slepende strijd omzijngezondheid op. Zonder te kort te willen schieten in eerbied en bewondering voor dr. van Beinum zal men be grijpen, dat het op onze weg ligt in het bijzonder bij het verscheiden van Fred Thomas stil te staan. Fred Thomas behoefde niet tot de Heemschut gedachte bekeerd te worden, hij was het pur-sang van zijn geboorte af. Wie nog eens zijn boek „Stad van mijn hart" uit 1946 opslaat, leest dit op de eerste bladzijde, recht toe, recht aan: „Ik ben geboren te Amsterdam op 25 december 1906. Hoe vaak in de loop der jaren heb ik plaats, dag en jaar plichtmatig op formulieren ingevuld. Ten aanzien van het wederopbouwplan Nieuw- markt merkt Curtis op: „Voor de wederopbouw van indirecte oorlog- schade heeft de Afdeling Stadsontwikkeling offici eel toestemming gekregen om deze kleurrijke eeuwenoude hoek van Amsterdam te vernietigen, „op te ruimen" en te herzien. Men gaat daarbij te werk volgens de principes van de Amerikaanse methode van achterbuurtsanering, maar men schijnt niet te weten, dat wat men hier „opruimt" geen achterbuurt is, maar een historische stadswijk, iets waarop de Amerikanen jaloers zijn en waar voor zij vaak duizenden kilometers reizen om het te zien." Deze Amerikaan die terdege op de hoogte blijkt en in staat kaf en koren te onderscheiden gaf als titel aan zijn artikel: „Ja, ik heb die rotte oude grachten gezien en ik ben van ze gaan houden". In „Het palet" een kostbaar uitgevoerd orgaan van Boogert's schilderbedrijf te Amsterdam lezen wij nog de volgende uitspraak: „De oude schoonheid van Amsterdam is op een bepaalde levenshouding met een eigen afmeting en schaal opgebouwd. Dit is voorbij." Nu hopen wij oprecht, dat deze uitspraak uit zijn verband is gerukt en onjuist is geciteerd, anders zouden wij moeten opmerken, dat wij zelden zó beknopt zóveel onzin geformuleerd zagen. Maar telkens opnieuw bekruipt mij daarbij een gevoel van trots en van dankbaarheid. Want ik beschouw het als een voorrecht, een uitverkiezing en waaraan heb ik dit verdiend? Amsterdammer 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 9