56
saneringsrijpe wijken; wij noemen de omgeving van
het v.m. Caeciliagasthuis, een terrein aan de Clara-
straat en een aan de Middelstegracht. Ook bij het
ontwerpen van deze terreinen, waarvan de ligging ten
'nauwste samenhangt met de ontworpen wegtracé's
in de binnenstad, heeft men zeer nauwgezet de belan
gen van de aanwezige monumenten afgewogen.
De visie van B. W.
Wij zeiden, dat men er ingeslaagd is de gunstigst
mogelijke oplossing te bereiken, die met de aan hei
ontwerp ten grondslag liggende uitgangspunten mogelijk was:
en hier ligt eigenlijk de kern van het hele probleem;
de Dienst van Gemeentewerken heeft in zijn eerste
opzet van dit plan het verkeer een wat al te grote
plaats toebedeeld in de stadskern. In de raadsver
gadering, waarin het plan besproken werd, hebben
B. W. reeds hun twijfel uitgesproken ten aanzien
van de noodzaak van dergelijke ingrijpende voor
zieningen in een gebied van ongeveer één km2. Het
College meende, dat deze aanpak al te fors was, waar
men zich op het stadhuis bevond op een afstand van
300-500 meter van de „vierkante cityring". B. W.
zeggen: ,,De vraag rijst o.i. of het principe van de
binnenring het offer van zo grote doorbraken, met
hun financiële gevolgen, waard is. Dient in
ruime mate de mogelijkheid te worden geopend door
middel van zes 'injectiewegen' het verkeer van de
cityring af te voeren naar het hart van de city?"
B. W. zijn zo verstandig deze vragen ontkennend
te beantwoorden. Zij keren zich ook tegen de aan
tasting van het Burchtcomplex en een al te nauwe be
grenzing door een verkeersweg van de Lakenhal.
Het College stelde dan ook de gemeenteraad voor het
wegenschema te aanvaarden, met uitzondering van
het deel betreffende de binnenstad. Ten aanzien van
het Burchtcomplex nemen B. en W. de suggestie van
de Monumentencommissie over om zeker niet verder
te gaan dan een voetpad.
Het geheel van maatregelen voor de binnenstad
wordt terugverwezen voor nadere studie en zal eerst
weer aan de orde komen bij de behandeling van het
in het vooruitzicht gestelde reconstructieplan voor de
binnenstad.
Tot zover is de gehele gang van zaken een logische
consequentie van het verschil van opvatting tussen
het Gemeentebestuur en de Dienst van Gemeente
werken: B. W. leveren in hun voordracht aan de
Raad commentaar op het door Gemeentewerken in
volkomen vrijheid ontwikkelde plan.
Dit plan echter is een duidelijk afgeronde conceptie,
waarbij men de samenhang van de verschillende fac
toren, die een bepaalde oplossing bepleiten, niet uit
het oog moet verliezen. Het doet dan ook zeer vreemd
aan, dat het College van B. W. in dezelfde voor
dracht, waarin voorgesteld wordt een nadere studie te
wijden aan de binnenstad, tevens voorstelt het schema
van parkeerplaatsen volgens het plan te aanvaarden!
Dit niet van het geheel los te maken facet wordt zo
doende toch weer een incidentele voorziening, waar
door ook het reconstructieplan (in voorbereiding)
onnodig gebonden wordt. Er is nog meer: buiten het
plan om worden er in de voordracht nog twee „urgen-
tiepunten" aan toegevoegd, t.w. demping van het laatste
stukje Levendaal, en verbreding van de Turfmarktsbrug.
Het eerste voorstel heeft nog tot enige discussie in de
Raad aanleiding gegeven, doch een liberaal voorstel
dit punt aan te houden, totdat het beoordeeld kan
worden in het kader van een samenvattend plan, heeft
niet de vereiste stemmenmeerderheid kunnen krijgen.
De verbreding van de Turfmarktsbrug wekt gedach
ten op aan een aanloop tot het Rapenburg, maar of
het ooit zover zal komen, is natuurlijk zeer de vraag.
Het is echter goed zich er rekenschap van te geven,
dat demping of aantasting anderszins van het Rapen
burg in de toekomst wel eens overwogen zou kunnen
worden: het Rapenburg loopt nl. van Levendaal tot
Turfmarkt.
De Gemeenteraad heeft na de discussie de voordracht
van B. W. ongewijzigd aangenomen. Het ergste
kwaad daarin is, dat „demping' van het laatste stukje
Levendaal als noodzakelijk wordt beschouwd". Als
deze demping eenmaal in feite aan de orde komt, zal
hiertegen nogmaals met alle middelen verzet aange
tekend moeten worden.
Conclusie.
Een toetsing van het plan aan de situatie ter plaatse
heeft mij de stellige overtuiging gegeven, dat Gemeen
tewerken zeker met de allergrootste omzichtigheid te
werk zijn gegaan, doch hier en daar te ver zijn gegaan.
Ten aanzien van het Burchtcomplex b.v.: een goed
bedoelde maar verkeerd uitgevallen poging om dit
unieke monument wat meer onder de aandacht van
het publiek te brengen. Bij het projecteren van de
doorbraken langs de Lakenhal en door de „Vrouwen-
camp" is verzuimd profijt te trekken van de indertijd
veelomstreden demping van dé Lange Mare: deze
wordt door het plan a.h.w. officieel als zinloos ver
klaard.
Eén belangrijk monument zou door een „injectieweg"
tot verdwijnen gedoemd zijn geweest: het Elisabeths
Gasthuishofje, oorspronkelijk een stichting uit 1428,
met thans een deels 17de eeuws deels 18de eeuws
aspect. Het is verheugend te kunnen vermelden, dat
thans in Leiden een initiatief genomen is, dat tot her
stel van dit complex kan leiden.
Het Gemeentebestuur heeft zich, van de ergste in
grepen in de stadsstructuur, zoals zij door Gemeente
werken waren voorgesteld, gedistancieerd. Het is
evenwel zeer bedenkelijk, dat het oude stokpaardje
van het Levendaal moest meedraven in een Raads
voordracht van een zo veelomvattende strekking.
Thans is het wachten op het komende reconstructie
plan en wij kunnen slechts de cartouches in de voor
gevel van het Stadhuis nazeggen: „Bewaer, Heer,
Hollandt En Salight Leyden."
C. BOSCHMA
Zie het artikel van Dr. M. A. van Dongèn in het Leids Dagblad"
van 15februari 1959.