steeds binnen een harmonische schaal en het kon aldus ongestoord met de tijd meegroeien. Tot nu toe, want steeds talrijker worden de verzoeken om radicale verbouwingen en modernisering. Wil men zich van de grote eenvoudige schoonheid van een der laatste gespaarde Drentse brinkdorpen over tuigen, dan dient men zich dus te haasten3). Aan het gemeentebestuur van Zweeloo gaan de vele gevallen van bedreigde schoonheid zeer ter harte. Het wendde zich reeds tot vele instanties. Op zijn uitnodiging werd het bovengenoemde rapport over Aalden samengesteld in de nazomer van 1955. Het verscheen in juli 1956 en omvat de opmetingen en uitgewerkte gegevens van door sneden, tekeningen en uitgebreid illustratie materiaal voorzien4). Het behandelt de twee in Oud-Aalden voorko mende grondvormen van boerderijen en hun constructieve onderdelen, beschrijft elke boerderij op zich, de bouwkundige voorzieningen door de bewoners zelf getroffen, en doet tenslotte enige suggesties voor weinig ingrijpende restauraties aan enkele der meest representatieve exemplaren. Ik ontleen aan dit rapport nog de volgende bij zonderheden. De noordwestzij de van de brink is niet bebouwd. Deze open strook zou, aldus de samenstellers, wel licht geschikt zijn om enkele oude monumenten van boerencultuur van elders uit Drenthe een plaats te geven. Bij restauratie is een vraag de materiaalkeuze van de buitenwanden van de boer derij. In het Arnhemse openluchtmuseum werden deze aan de boerenhoeve uit Zeyen misschien ten onrechte geheel met leem bestreken. Men paste hier vroeger meest hout toe en alleen in de achter gevel „waand" of leem. Deze weegvulling het is vakwerk werd, soms met handhaving der houten stijlen, in de loop van de negentiende eeuw geleidelijk vervangen door bakstenen muren. Deze vervullen echter nog steeds geen dragende functie daar een stelsel van stevige eiken posten, onderling door z.g. ankerbalken verbonden en op veldkeien gefundeerd de hoofdconstructie bleef vormen: „het gebinte". De wanden van vele schuren werden vroeger voor een groot deel gevormd door een kunstig vlecht werk van stro, een decoratieve Drentse bijzonder heid. De stromatten worden nu meestal samen gebonden met ijzerdraad. De schuurdeuren be staan hier en daar uit fantastisch, natuurlijk ge kromde planken. De ramen hebben meest 18e en 19e eeuwse roedenverdelingen, terwijl de kozijnen en luiken grotendeels van ongeverfd eikenhout zijn, doorgaans prachtig gepatineerd. De gestampte leem van de originele vloeren, welke op de droge zandbodem gelegd, vocht rede lijk afsluiten, is in sommige gevallen vervangen door rood cement. De technici wijzen in dit ver band op de in het buitenland toegepaste stabili satie van het leem door een geringe toevoeging van „portlandcement" (1 op 12 tot 1 op 20), welke hier een gelijkwaardige maar goedkopere en fraaiere oplossing kan geven. Aan de veranderingen in de bedrijfsvoering, welke zich geleidelijk voltrokken, werden de bedrijfsge bouwen geregeld aangepast. Sinds de invoering van de kunstmest werden de potstallen overbodig en legde men zich met het vee op de melkwinning toe. Het melkvee is echter groter van afmeting, en waar vroeger drie hei koeien tussen elke twee posten konden staan, moest men nu beslissen: of minder melkkoeien, of enige posten doorzagen en verwijderen. Tot dit laatste is in verscheidene gevallen overgegaan, waarbij het hechte verband van de constructie, ondanks noodvoorzieningen, moest verzwakken. Om tot een voldoende staldiepte te komen heeft men ook wel zijmuren naar buiten verplaatst, waardoor het uitwendig silhouet van zo'n boerderij veranderde. Vooral in de laatste tijd worden door de melkfa brieken, die in het oosten van het land ook aan het amerikaanse bezettingsleger in Duitsland leve ren, aan de melk hoge eisen gesteld. De hooiber- ging op de zolder boven de middendeel, vanwaar vaak lange slierten hooi tussen de slieten omlaag hangen, geeft wel een fantastische sfeer, maar ook veel stof. Doordat er niet meer op de ruime deel gedorst wordt, is hier in vele gevallen plaats ge vonden voor een hooivak op de grond, waarbij de melk beter kan worden schoongehouden. De wensen tot modernisering van de woongedeel ten zijn veel meer een kwestie van mee willen doen met de mode, speciaal met die in de stad. En hier dreigen de grootste gevaren. Men wenst meer licht en lucht, en heeft vaak al grotere vensters aange bracht. Gezien de krachtige hoofdvormen van de boerderijen zijn er aesthetisch nog geen onheilen aangericht, en heeft men met (vroeger onnodig) overleg en toezicht van terzake kundigen zeer aanvaardbare veranderingen kunnen aanbrengen. Navolging van de grote ramen van moderne flatgebouwen waren hier immers niet op hun plaats Men bedenke dat behoefte hieraan in de stad beslist groter is dan op het land, waar het werk van de man langdurig, en van de vrouw en hun spelende kinderen gedurig in zon en buitenlucht (hier niet verontreinigd) plaats vindt. Men gaat dit nog duidelijker overwegen als men door de bewoners de ruiten grotendeels met vitrages ziet 49

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 19