Jaarverslag van de Commissie W.I.L.
1958 juni 1959
47
in Tubbergen, de gracht van Entinghe in Dwingelo
en het landgoed Sevenaer te Zevenaar waar tegen
bedreiging stelling genomen werd, evenals tegen een
aantasten van sfeervolle dorpsbrinken van Vorden
en Brammen.
In het gehele land slinkt het bezit aan karakteris
tieke landelijke bouwkunst onrustbarend door de eisen
van de moderne bedrijfsvoering en behuizing, en als
gevolg van herverkaveling van gronden.
Via provinciale monumentencommissies wordt ge
tracht waar mogelijk een bijzonder s childerachtige
hoeve te spaden, met name ook langs de rivierdijken.
Voor een nog vrijwel gaaf boerderijendorpje als
Aalden in Drenthe worden de mogelijkheden tot
behoud nagegaan. Ontsieringen van een goede
boerderij of de naaste omgeving er van werden o.a.
in Twisk besteden. In De Bilt wordt voor handhaving,
eventueel verplaatsen van het tolhuisje gepleit.
Ruilverkavelingsplannen houden weliswaar steeds
meer rekening met de landschappelijke verzorging,
maar op gunstiger resultaat werd aangedrongen in
de omgeving van de Die bij Edam en de Bossche
Broek bij Vught.
In deze laatste plaats informeerde de Bond naar de
mogelijkheid alsnog enige huisjes aan de Boxtelse
weg bij het kasteel Maurik te doen behouden.
Tenslotte kan met instemming worden gewezen op
de belangstelling welke de monumtenzorg bij ver
tegenwoordigers van vrijwel alle fracties van de
Tweede Kamer der Staten Generaal had. Zij waren
het met de Minister en de Staatssecretaris van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen erover eens, dat
in het huidige bestel een bedrag van miljoen
beschikbaar voor subsidie onvoldoende is. Er is
allerwege gepleit voor verdubbeling van dat bedrag.
Wanneer men het gehele land op de toestand van zijn
monumenten overziet, wanneer men zich realiseert
dat zij een voor iedereen zichtbare afspiegeling zijn
van onze beschaving, moet men wel pijnlijk getroffen
worden door een Rijkssubsidiebedrag van slechts
5"2 miljoen als men beseft, dat voor dit bedrag
in nieuwbouw één hoofdbureau voor politie of één
middelbare school voor een grote stad gebouwd kan
worden.
Ons volk in al zijn geledingen bij voortduring voor
ogen houden welke schoonheid het in zijn stedelijke
en landelijke monumenten bezit, is de taak van onze
Bond.
Moge dit juist in deze kritieke tijd voor onze monu
menten door velen beseft worden en zich uiten door
aansluiting bij onze Bond. Meer leden zal ons meer
mogelijkheden bieden.
TON KOOT
secretaris van de Bond Heemschut
Onze Commissie heeft in de loop der jaren zó herhaal
delijk en in zóveel toonaarden haar bezorgdheid uit
gesproken over de snel voortschrijdende aantasting
van onze wegbeplantingen, als gevolg van de toene
mende eisen van het verkeer, dat zij vreest te veel in
herhalingen te vallen en zelfs geneigd is te twijfelen aan
het effect van het „frapper toujours". Anderzijds kan
het nimmer genoeg gezegd worden, dat de weg niet
alleen het middel is om zich tot zakelijke doeleinden te
verplaatsen en in het gunstigste geval om de schoon
heden van een land te kunnen opzoeken, doch in zich
zelf reeds een element van schoonheid kan zijn van
grote recreatieve en toeristische waarde en een
karaktervol accent aan het landschapsbeeld kan geven.
In haar vergadering van 24 januari jl. heeft de com
missie de volgende onderwerpen uitvoerig besproken:
1. De waarde van laanbeplantingen voor het Neder
landse landschap.
2. De landschappelijke behandeling van wegen in
ruilverkavelingsgebieden.
3. Het tijdig aanbrengen van vervangende wegbe
plantingen, indien de bestaande beplanting, hetzij
met het oog op wegverbreding, hetzij wegens het kap-
rijp worden ervan, moet verdwijnen.
4. Beplantingen langs autosnelwegen.
Uit de discussies is duidelijk naar voren gekomen, dat
de mogelijkheid van een behoorlijke landschappelijke
behandeling slechts aanwezig is, indien aan twee voor
waarden is voldaan nml. het beschikken over een
royaal wegprofiel en een zeer tijdige inschakeling,
nml. reeds bij het uitzoeken van het tracé, van een
landschapsdeskundige, die ook verder bij alle fasen
van het ontwerp moet worden betrokken.
Een harmonisch wegprofiel vereist, dat zich tussen de
verharde rijbaan en de boom- en struikbeplanting,
aan beide zijden een tenminste 4 m brede grasberm
bevindt, waarin parkeer- en bushalteplaatsen kunnen
worden ondergebracht en waarmede toekomstige rij
baanverbredingen kunnen worden opgevangen.
Behalve voor een voldoend brede plantstrook moet het
(Vervolg op blz. 53)