te zijn, par droit de naissance, zoon van de moeder aller wereldsteden, geboren aan haar water, gezoogd met haar atmosfeer, opgegroeid aan een gracht, in een oud Amsterdams huis: waarlijk, men heeft het goed met mij voorgehad." Wie ooit de betekenis en invloed in twijfel trekt van een oud huis op een jong gemoed, die sla enige bladzijden om in ditzelfde boek en leze deze bekentenis: „Het oude Amsterdamse huis is mijn eerste voor recht geweest, ofschoon dit toentertijd nog niet zo zeldzaam was. Wie zal zeggen hoeveel het bij droeg tot de opvoeding, hoezeer het heeft verrijkt, dat men van dag tot dag als kind, als jongen, als jongeman zijn sfeer mocht indrinken. De allure van dit huis, zijn hebbelijkheden en kleine onge makken, de verholenheid van zijn schuilhoeken, die de verbeelding prikkelden, het besef van ver bonden te zijn met het verleden, heden en toe komst, het waren alle factoren, die onbewust hun invloed gelden deden. Zo'n huis bleef zichzelf, een persoonlijkheid, zowel in zijn uiterlijk als de combinatie binnen, het was zoveel ouder en wijzer dan zijn bewoners, het wist alles van het leven, dat zich binnen zijn muren zo dikwijls vernieuwde. Er ging een grote rust van uit, een zekerheid en aanvaarden, zelfs de meubelen en gebruiksvoorwerpen ontbraken niet aan de in vloed van het huis, zij groeiden er mee samen, alles had zijn vaste en vertrouwde plaats en niemand dacht er aan de orde te verstoren." Waarom Fred Thomas zich later zo fel en bewogen zou keren tegen voorgenomen dempingen, vindt men eveneens in zijn jeugd terug, in zijn fijn ge stemde besnaring voor klank en spel van onze ver maarde koopstad. Men hoort het uit zijn eigen woorden: „Onver brekelijk verbonden met het huis was de gracht (Prinsengracht). Mijn eerste blik uit het venster was in het water en naar de schepen, die voorbij voeren. Daar kon je urenlang naar kijken. Thans na zoveel jaren, woon ik steeds nog aan de gracht en nooit werd ik het moe. Het beeld van een ver keersweg, een boulevard blijft steeds gelijk, ver andert misschien langzaam met de voortgang van de tijd, een park wisselt van aspect in de kringloop der seizoenen, maar het water is elk uur anders en altijd weer nieuw. Het had mij in zijn ban van het eerste ogenblik af, dat ik als heel kleine jongen de gaslantaarns een voor een langs de gracht zag op vlammen en in het avonddonkere water gouden druppels zonken, die soms als vurige salamanders tot heftig leven kwamen. Mijn eerste schreden droegen mij naar de wallekant, die sindsdien bij voorkeur mijn promenade bleef." Het kost moeite op te houden met Fred Thomas te citeren; waar hij schrijft, leeft Heemschut. Waar veler zicht op een oude stad ophoudt bij het oppervlakkig zien van een massa stenen en wat oude rommel en daarom naar hun smaak rijp voor de sloop, bewees Fred Thomas zijn gevoelige eruditie door verleden, heden en toekomst van een stad of van een simpel huis te zien, en die ge voelens bovendien boeiend te vertolken. Dat is zijn onschatbare betekenis voor de heemschut gedachte. Wie dit sentimenteel heeft willen noe men heeft ons daarin de kilheid van zijn eigen hart doen aanvoelen. Met klimmende bewondering volgde Fred Thomas de bij voorbaat verloren strijd van de Harder wijker Den Herder tegen de stug rekenende droogleggers van de Zuiderzee. Beangstigd volgde hij de ontwikkeling van het Deltaplan. Dit niet omdat hij fatalist was of geen oog had voor pro gressie, maar omdat bittere ervaring hem, zoals ons had geleerd, dat bij deze werken het culturele „verlies" kort en koud werd weggecijferd en de te verwachten materiële „winst" breed uitgemeten met alle gevolgen van dien voor de schoonheid van het land en ons kleine, maar diepgrijpende geluk daarin. Voor ons, vrijwel gelijk met Fred Thomas ge boren, in hetzelfde hart van ons beider stad, ver schillend van aard en geloof, maar optrekkend in gelijke geest en hechte vriendschap of, zoals hij zelf het bij onze 50ste verjaardag zo treffend typeerde: „stad-, buurt-, tijd-, strijd en lotgenoot in Abraham's schoot" voor ons is Fred's ver scheiden niet alleen schokkend als bij het verlies van een betrouwbaar medestrijder op een smal front, maar tevens smartelijk als bij het wegvallen van een geliefde broeder. Zo moet het de trouwe lezers van zijn ontelbare artikelen in „De Tijd" van zijn onvergetelijke ,,'s Lands kronieken" en „La vie en rose" gaan, van zijn vele boeiende boeken, zoals die over zijn eigen gezin „Stad van mijn hart" en „Gezin aan de gracht", of die over de stad, zoals „Bemin dan Amsterdam" en „Twaalf Amsterdamsche burgemeesters" of die over de Zuiderzee, zoals „Stervende binnenzee" en „Wijkend water" of die over het land, zoals „Droom in de Delta"; want als Fred Thomas schreef, deed hij dat bezield en legde hij voor zijn lezers zijn eigen hart bloot. Men kon niet alleen van het geschrevene genieten, om de daarin zo poëtisch gebrachte kennis, overtuiging en bood schap, maar ook om de ontmoeting met de nobele mens, wiens heengaan ons diep ontroerd achterlaat. TON KOOT 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1959 | | pagina 10