De Willebrordsbasiliek
33
Zonder lang te aarzelen kunnen wij vandaag nog de
oude, prijzende berichten over de Willebrordskerk in
Hulst opnieuw de wereld insturen en bijna volledig
onderschrijven, dat zij „seer aansienlijck, en met schoone
kapellen, portalen, grafsteden, een koor, toren en tabernakel
verciert is; alles is heerlijck, en de regelen der bouwkunst seer
wel waergenomen"Zij „is een heerlijck en voortreffelijck
Gebouw, die aan weynige behoeft te wijekenen „is soo lugtig
en helder als eenige kan sijn" (1). Inderdaad, het kenteken
en middelpunt van Hulst is een gebouw, dat het stadje
op een gracieuze wijze beheerst met zijn levendig sil
houet en de grijze en gele tinten van zijn natuurstenen
bekleding. En al mist zij dan reeds lang het genoemde
tabernakel, een sacramentshuisje van marmer en
albast, door de gebroeders van Loo omstreeks 1586
vervaardigd, en al zijn de oorspronkelijke gebrand
schilderde ramen al eeuwen uit het koor verdwenen,
toch staat de kerk er nog als een Gothische miniatuur
kathedraal, volledig met kooromgang, straalkapellen,
dwarspand, toren en rijke westgevel. Maar het woord
miniatuur kan kleinerend klinken en is daarom on
billijk, want, ofschoon de kerk, met een echte kathe
draal vergeleken, uiterst bescheiden afmetingen heeft,
draagt zij nochtans, door de sterke vereenvoudiging
van haar ordonnantie en de soberheid van haar ver
siering, een uitgesproken monumentaal karakter.
De geschiedenis van de kerk verliest zich in de 13de
eeuw (2). In 1228 wordt zij voor het eerst genoemd.
Een overeenkomst tussen gravin Johanna van Vlaan
deren en de abdij van Cambron, waarbij zij de tienden
van de Havikspolder aan de monniken schenkt, is in
dat jaar gesloten ,,in ecclesia de Hulst". Misschien is
de kerk gebouwd en gedoteerd door Wulfaerd van
Maelstede, die in 1222 burchtheer en erfelijk schout
van Hulst genoemd wordt. In elk geval bezat hij het
patronaatsrecht over de kerk en kon hij als collator een
pastoor aanstellen. Dit recht stond hij in 1248 af aan
de deken en het kapittel van Oudmunster in Utrecht.
Maar het recht om iemand ter benoeming tot pastoor
aan de bisschop van Utrecht voor te dragen, behield
hij tot 1252, toen hij het ten behoeve van het kapittel
van de Lieve Vrouwekerk te Kortrijk aan gravin
Margaretha van Vlaanderen overdroeg. In 1266
werd de St. Willebrord bijkerk van die Kortrijkse
collegiale kerk, toen de pastoor van Hulst kanunnik
van het kapittel daar geworden was.
Gedurende de Hervorming en de tachtigjarige oorlog
is de kerk enkele malen van eigenaar veranderd. Na de
beeldenstorm van 1566 werd de inventaris opnieuw
vernield in 1578 tijdens het bewind van de hervormde
Gentenaren, dat tot 1583 duurde. Na de verovering
van de stad door Maurits was de kerk van 1591 tot
1596 weer in protestantse handen, om; na een Spaans
intermezzo, met de Reductie door Frederik Hendrik
in 1645, weer daarin terecht te komen en ditmaal te
blijven tot 1806. Toen werd het gebouw op last van
Lodewijk Napoleon een simultaankerk, het werd door
een muur in tweeën gedeeld, waarbij de rooms-
katholieken van het koor en het dwarspand, de her
vormden van het schip gebruik maakten. In 1929 ten
slotte werd de kerk in haar geheel aan de katholieken
overgedragen en daarop volgde van 1931 tot 1933 een
restauratie door Jos Cuypers.
Evenals de kerkelijke geschiedenis wordt de bouw
geschiedenis van de St. Willebrord gekenmerkt door
grote wisselvalligheid en eigenlijk moet men zich ver
bazen, dat er, na die grillige opeenvolging van ge
lukkige en rampzalige feiten, zulk een homogeen en
evenwichtig gebouw ontstaan is (3). De oudste delen
van het kerkgebouw zijn de kruistoren en het dwars
pand. Zij schijnen de overblijfselen van een 15de-
eeuwse kerk, die tussen een koor en een schip van
latere datum gehandhaafd zijn. In het metselwerk van
de westwand van de toren ziet men vanuit de kerk nog
de sporen van een dakmoet van het oorspronkelijke
schip. In het oudste bewaarde bouwcontract dat op de
kerk betrekking heeft en dat uit 1402 dagtekent, neemt
zekere Laureins van der Leyen, timmerman te Gent,
op zich om „den turre van der kerken van Hulst te makene
wel ende soffisentelike Waarschijnlijk betreft het
hier de verbouwing van een oudere kruistoren, waar
van het onderste gedeelte, de zware pijlers en bogen,
gehandhaafd zijn. In aansluiting aan de oostzijde
van deze toren werd in de tweede helft van de 15de
eeuw een nieuw koor gebouwd, waarop een reke
ning uit 1462 betrekking heeft: „bet. Mr Everaert, dat
hi hier quam met Reynierl van Ympeghem op den nieuen
koer te leverenIn 1468 werden dit in aanbouw zijnd
koor en de toren bij de grote stadsbrand getroffen,
maar spoedig daarna werd het herstel begonnen
en de bouw voortgezet, zodat er in 1474 een kerk-
1. J. BlaeuToneel der steden van de Vereenighde Nederlanden, met hare
beschrijvingen. Amsterdam 1649, blz. 546; J. van LansbergheBe-
schrijvinge van de stadt Hulst. Rotterdam 1692, blz. 45-46.
2. Kerkgeschiedenis; J. Adriaanse, Gedenkboek der Hulslersche Stede
I180-1930. Amsterdam 1930, blz. 40-44, 88-89, 166-167C. Dekkers,
De kerk van Hulst. Hulst 1930; M. van Empel en H. Pieters, ^eeland
door de eeuwen heendl I, Middelburg 1935, blz152 vv.
3. Bouwgeschiedenis; J. Adriaanse, Het Hulslersche Kerkgebouw. Jaar
boek Oudhk. Kring de Vier Ambachten 1930, blz. 61 vv., 1932 blz. 65 vv.;
A. de Mul, De bouwovereenkomst voor de Hulslersche kerktoren in 1402.
Jb. Oudhk. Kr. Vier Amb. 1930, blz. 83; Archief Zeeuws Genootschap
der Wetenschappen dl V (1883), blz. 409-468; G. Juten, Bouwge
schiedenis der St. Willibrorduskerk te Hulst. „Kunst'''' 1932, blz. 343-349.
4. Kunstgeschiedenis; J. Kalf, Katholieke kerken in Nederland. Amster
dam 1906, blz499-501; F. Vermeulen, Monumenten van geschiedenis en
kunst te Hulst en Kloosterzande. Oudheidkundig Jaarboek 1930, blz.
75-86; St. Leurs, Geschiedenis van de Vlaamse Kunst, dl I. Antwerpen
1937, blz 296318, 323; E. H. ter Kuile in: Duizend jaar bouwen in
Nederland, dl I. Amsterdam 1948, blz. 201, 229; M. D. Ozinga, De
Gothische kerkelijke bouwkunst. Amsterdam 1953, blz. 55, 67.