De ontgraving van de oude Dobbele Poort 25 Ofschoon op het eind van de 15e eeuw de stad Hulst kon afgesloten worden door 4 poorten, bleef de haveningang nog slechts gedekt door een open bol werk en vormde dit vitale punt de achillespees van de vesting. Het is begrijpelijk, dat de magistraat een verrassende overval zoals in 1491 in de toekomst wilde voorkomen en zij besloot dan ook bij de haven een machtige versterking te bouwen. In 1506 begon men met de bouw van dit belangrijke werk. Wie de ontwerper van deze poort, want dat moest het worden, is geweest, kan nog niet met zeker heid gezegd worden, omdat de stadsrekening van 1506 waarin de opdracht zou kunnen gestaan hebben, niet meer in het stadsarchief aanwezig is. Aangezien enkele leden van de bekende bouwmeestersfamilie Keldermans rond die tijd in Hulst verschillende grote werken hebben uitgevoerd, ligt het-voor de hand het ontwerp aan een Keldermans toe te schrijven. Het feit echter, dat de eveneens zeer bekende bouw meester Dominicus de Wagemaker aan de poort gewerkt heeft en in de stadsrekeningen „Meester van den wercke" genoemd wordt, doet de vraag rijzen, of deze misschien de ontwerper geweest is, dan wel Rombaut Keldermans, de architect van Keizer Karei V, die elders ook onderdelen van vestingwerken heeft gemaakt en veel met de Wagemaker heeft samen gewerkt? Wij weten het niet. Wel weten we, dat de bouwmeester de volgende op dracht kreeg. Het bij de haven liggende bolwerk moest vervangen worden door een machtige poort, waardoor de schepen vanuit de Honte in Hulst zouden moeten komen. Tegelijkertijd zou het wegverkeer langs twee kanten toegang tot de stad moeten krijgen. Geen gemakkelijke opdracht dus, temeer niet, daar de poort naast een onneembaar onderdeel van de vesting, ook een sieraad voor de stad zou moeten worden. Eeuwen lang heeft men zich in Hulst afgevraagd, hoe de bouwmeester het raadsel in deze opdracht heeft weten op te lossen. Nu men begonnen is de oude poort te ontgraven, begint het duidelijk te worden, dat er een oplossing is gevonden en wel een meester lijke. Een Hulsters geschiedschrijver, Jacob van Lansberghe, die wellicht zijn kennis over de poort nog wel van ooggetuigen kan gekregen hebben, geeft de volgende beschrijving: „De Dobbele Poort gesticht in den iaere 1506, heeft gelegen op den uylganck vande straete, Over Dam genoemt, daer tegen woordig de Kat oft Bolwerck Brederode is. Dese poort was een uytnemend swaer en konstrijck gebouw, doorgaens van witten en blaauwe arduindat de oogen van veel nieuwsgierige Bouw Meesters heeft toegewenckt en her- waerts gebracht. Alsoo genoemt Dobbelepoorte om dieswil, dat desleve in twee poorten was verdeeld alwaer de Haven haer in ende uylganck hadde" Deze schrijver vermeldde dus 1506 als stichtingsjaar, maar gaf daar verder geen uitleg over. Een ander geschiedschrijver, Adriaanse, noemde in zijn „Gedenk boek van de Hulsterse stede" 1526, en liet tot 1533 aan de poort bouwen. Hij steunde zijn bewering op een archiefstuk en wel op de stadsrekening van 1526-27, waarin men de volgende uitgaaf ontmoet: „Item betaelt Laureys Keldermans voor zekere conceplien van wercke bij hem ghegheven int maken van de poorte ande bol- wercken van dewelcke hem loegheleyl was bij de voorgenoemde wercke met de somme van2 gr." De uitgaven die in dit verband genoemd worden, zijn echter niet groot en zullen wel betrekking hebben op een reparatie of op een verbouwing. De posten in de stadsrekeningen van 1507/08 en volgende jaren geven duidelijke aanwijzingen, dat het jaar door van Lansberghe genoemd het juiste is. Onder het Hoofd „uytgheven aen metsers in de rekening van 1507 lezen we: „Ander uutgheven van metsers ende hueren knapen metsgaders de temmerlieden de sandeman de eerdevoerders en 00c de saeghers, die ghewrocht hebben in die jaer voorleden ander poorte tnieuwerwerck deser stede Overdam, naer huutwysen eender rolle dewelcke bijzonder mensioen daerof maect, ghedaen ten presente van scepenen." Naast de tijdsbepaling is de plaatsbeschrijving „Over dam" hier heel belangrijk, want juist daar vonden we onze poort terug. Jammer dat de genoemde „rolle" niet meer terug te vinden is, die kon wellicht een duidelijker licht over deze zaken laten schijnen. Enkele detailposten die we nu de revue zullen laten passeren, geven overduidelijk aan, dat men een poort aan het bouwen was en wel de door ons bedoelde. fo de volgende twee uitgaven: „Item betaelt wouter vossaerl, jan de somere ende andre aerbeyders van de vors. 36 balcken over dweersch te leggen ommeformeelen up te stellene over de havens2 s. gr." „Item betaelt jacob leenknecht voor goo voeten berts ende een alf dat hij de stede ghelevert heelt ende verorbaert an tvoors nieuwe werck om de formeelen te verdeckene8s. Gr." Hieruit blijkt, dat de doorvaart overwelfd werd, wat noodzakelijk was, omdat er twee wegen overheen moesten gaan. De volgende uitgaafpost toont even eens aan, dat het om een poort gaat. „Item betaelt bartholomeeus coelman voor een quanliteyt stekens steene omme de trappen mede te makene inde lorre van de nieuwe poorten8 s. gr." Vele scheepsladingen „ordune, calck ende tyraes" kwamen dagelijks op het werk aan, wat wijst op een

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1959 | | pagina 11