MONUMEF in de Rijksbt Opnieuw kondigt de Minister van O., K. en W. in zijn inleiding tot de Begroting aan, dat de uiterste soberheid betracht moest worden, hoewel verschillende ontwikkelingstendenzen zouden dienen te leiden tot een aanzienlijke stijging van de uitgaven ten behoeve van de restauratie van monumenten. Ten opzichte van het vorige dienst jaar constateert men dan een verhoging van het artikel voor de Monumentenzorg met slechts vijf ton waarmee het totaal op 5,5 miljoen gulden komt. Verheugend is, dat de subsidie ten behoeve van de restauratie van de Nieuwe kerk te Amsterdam een afzonderlijk artikel op de begro ting vormt. Uit de toelichting van de Minister blijkt, dat de totale restauratie daarvan op 5 a 5,5 miljoen gulden wordt geschat. De Minister erkent, dat de voor de subsidiëring van restauraties beschikbare gelden in verband met de reeds gedane toezeggingen niet toelaten, dat hiervoor in de eerstkomende jaren een belang rijk bedrag wordt gereserveerd. De gevaren die in deze kerk met haar bij uitstek nationale karakter dreigen, acht de Minister te recht dusdanig dat de mogelijkheid moet worden geschapen het her stel onverwijld aan te vatten. Als rijksbijdrage in de eerste etappe daarvan wordt een bedrag van f 500.000,uitgetrokken. Verder bericht de Minister, dat hij op het artikel: aandeel in de kosten van de wederopbouw c.q. herstelling van monumenten van geschiedenis en kunst, de laatste twee jaren onder de dwang van de bestedingsbeperking telkens met een bedrag van f 500.000,heeft moeten bezuinigen. Hij acht, in verband met de noodzakelijke voortgang van het in uitvoering zijnde herstel van de door oorlogs- geweld beschadigde monumenten de handhaving van deze verlaging niet langer verantwoord. Dit artikel is daarom weer op het oorspron kelijke bedrag van f 3.100.000, teruggebracht. Uit deze begrotingsvoorstellen valt te concluderen, dat de Minis ter wel wil en hij de monumenten beslist een goed hart toedraagt. Er blijkt ons inziens niet uit, dat hij de ernst van de toestand van vele monumenten zo hoog neemt als dat van de monumenten kenners bekend is. Uitgaande van het standpunt dat de monumenten in Nederland een der meest zichtbare en sprekende sectoren van onze cultuur vor men, dat zij tevens het karakter en uiterlijk van ons land, onze steden, dorpen en landschappen tekenen, mag men verwachten, dat de overheid in deze zijn beleid krachtig en duidelijk bepaalt. Dat laatste moet tenminste blij ken, ten eerste uit een bruikbare j monumentenwet, ten tweede uit een goed georganiseerde en geou tilleerde Dienst, ten derde uit een subsidieregeling, die het tenmin ste mogelijk maakt te behouden wat van dat cultuurbezit een integrerend deel uitmaakt. In dat licht gezien zijn de be grotingsposten, hoe verheugend de verhoging daarvan voor 1959 ook is, toch ontoereikend. De praktijk leert het: 1. een goede monumentenwet is 92 De hersteller: Vaardige handen voegen een gerestaureerde geveltop

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 14