ALKMAAR en de minder ontwikkelde gebieden noodeloos, maar bruut verloren gaat. Fred. Thomas is een schoonheidspuurder, een genieter, die de gave heeft zijn lezers deel te doen hebben aan de kleine genoegens en grote vreugden, die het zwerven door stad en land hem verschaffen. Op ongeëvenaarde wijze komt dit tot uiting in zijn boek „Droom in de delta", dat eind 1956 ver scheen bij Ad. M. C. Stok, Zuid-Hollandsche Uit gevers Maatschappij, Den Haag. Zijn indrukken zijn opgebouwd rondom een groot aantal zwart wit en gekleurde tekeningen van Anton Pieck. Naar mijn smaak vullen beiden elkaar voortreffelijk aan en tonen zij een weergaloos tijdsbeeld van veel schoons en eigens, dat in een vloed van nivellerings- golven overspoeld dreigt te worden. Zo is dit boek in onze strijd om het behoud van 's lands schoon heid een partner, die wij gaarne bij u aanbevelen. Onze Groningse Commissie Op 19 september waren voorzitter, secretaris en administrateur in Groningen ter installatie van de nieuwe Commissie-voorzitter, de heer W. H. Leemhuis. De gelegenheid werd tevens aange grepen tot nadere bespreking van het werk programma dezer provinciale commissie voor stad en dorp, en vruchtbaar contact met de archi tecten ir. P. Reyenga en J. Kuipers. De overtuiging werd gevestigd dat in Groningen een tijdperk van nieuwe aktie wordt ingeluid. TON KÖOT Men verstaat onder deze term die gebieden, waar de bevolking nog, geheel of ten dele, in het prae- industriële tijdperk leeft. Vooral na de oorlog is die benaming in zwang gekomen. In het kader van de wereld omvattende organisaties als V.N., Unesco, FAO, reiken de „meer-ontwikkelde" naties hun de behulpzame hand om een niveau te bereiken dat meer bij het hunne aansluit. De term heeft een iet wat denigrerende bijsmaak gekregen omdat velen in de westerse wereld daaraan als vanzelf de ge dachte verbinden dat de bewoners van zulke ge bieden, omdat zij op technisch terrein een trede lager op de trap der ontwikkeling staan, ook wat hun cultuur betreft bij ons zouden achterstaan. De praktijk leert vaak het tegendeel! De Libanon, aan de oostkust van de Middel landse Zee, ongeveer even groot als Nederland en eveneens trots op een groots verleden, wordt tot die minder-ontwikkelde gebieden gerekend. Veel van het oude stedenschoon is er in de loop der tijden verloren gegaan, doch één stad, de laatste maanden vaak in het wereldnieuws, Tripolis, had op prach tige wijze zijn karakter van typische oude moslim- stad weten te behouden. Totdat ook hier rijkdom kwam; het aantal inwoners verdubbelde in twintig jaren en volgens de traditie der „meer-ontwikkel- den" ging het verkeer „zijn eisen stellen". De centraal gelegen Grote Moskee werd door een brede straat aan het wegennet van de Libanon verbon den, dwars door het centrum werden andere ver keerswegen geprojecteerd. Doch weldra kwam de kritiek gegrond niet alleen op schoonheidsoverwegingen, doch ook op vrees dat een aanzienlijke bron voor de „vreemde lingen-industrie" zou worden afgesneden en de wijze Regering vroeg Unesco een missie te zenden van een oudheidkundige, een architekt, een urbanist, om na te gaan op welke wijze Tripolis zou kunnen worden tot een stad waarin óók de mens van deze tijd goed zou kunnen leven, zonder dat ze in haar wezen zou worden aangetast. De conclusies van het rapport dat Collart (Genève) en Dillon (Palermo) uitbrachten en met vele illustra ties door Unesco werd gepubliceerd, werden door de Regering aanvaard. Zou Alkmaar ook een Unesco-missie nodig hebben om tot inzicht te komen? MR. J. K. VAN DER HAAGEN Hoofd van de afdeling Musea en Monumenten van de U.N.E.S.C.O. 90

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 12