bouwers die min of meer vakkundig een gangbaar patroon van constructiemethoden, vormen, ver houdingen en ornamentiek toepassen. Men moet zijn ogen wel stijf dichthouden voor de realiteit om te ontkennen dat dit gangbare patroon zijn goede snit verloren heeft. Men kan hier tegen over stellen dat het mogelijk moet zijn met de middelen van deze tijd een andere, maar gelijk waardige schoonheid te bereiken. Een beton- skelet is op zich zelf niet inferieur aan baksteen en balken, beide zijn door menselijk vernuft voor een bepaalde functie toebereide natuurproducten. De constructieve mogelijkheden van staal, glas en vele nieuwe synthetische materialen reikt veel verder dan van de weinige eertijds beschikbare grondstoffen. Men kan er dus meer mee doen. Zij vormen samen een ingewikkelder, rijker ge schakeerd instrument. Het orgel biedt toch ook grotere muzikale expressiemogelijkheden dan de primitieve pansfluit? Wij zouden dus, uitgaand van een ten allen tijde beschikbare hoeveelheid scheppend vermogen en van een sterk toegenomen arsenaal van constructiemogelijkheden, kunnen verwachten dat de architectuur een hogere vlucht zou nemen dan in de tijd der gilden. De werke lijkheid blijkt anders te zijn. De goede moderne architectuur is een zaak van de begaafde enkeling, niet een gemeenschappelijk stijlbezit waarmee ook de doorsnee-bouwer vruchtbaar werken kan. Weinig gebouwen uit de laatste driekwart eeuw houden het uit zodra er een vijftien of twintig jaar zijn verstreken en er voldoende afstand is gekomen voor een evenwichtig oordeel. Zij zijn er uiteraard - de van Nelle-fabriek van Brinkman en van der Vlugt heeft na bijna dertig jaar haar frisse bekoring nog niet verloren, om slechts één voorbeeld te noemen - doch hoe vaak blijkt het enthousiast als nieuwe stijl begroete een kortston dige, snel verouderde modegril te zijn geweest, en hoe vormloos-vervelend of agressief-lelijk is de grote hoeveelheid - der door niet bijzonder begaafde architecten ontworpen gebouwen. Daar ligt het fundamentele verschil tussen hét stadsbeeld van vroeger en van nu: in de kwaliteit van het doorsnee-huis. Ter ener zijde het vaste, zich slechts langzaam wijzigende stijlgevoel dat het de eenvoudige, zonder bestek werkende bouwer mogelijk maakte zowel het geheel als elk onderdeel goede vormen en proporties te geven, anderzijds de veelheid van technische mogelijk heden die alleen voor een sterk talent tot kunst zinnige realiteiten worden. Aan de ene kant de ambachtsman, de ambachtskunstenaar in som mige gevallen, die zich niet haastte, anderzijds de machines-bedienende bouwvakarbeider op wiens werkschema elk half uur telt. Ginds de vrijheid tot varianten, hier de massa-productie van gelijke bouwelementen. Vroeger het plezier in statigheid en ornament, nu het met wetenschappelijke me thoden bedreven onderzoek naar arbeidsbesparing in bouw, onderhoud en gebruik. Eertijds de repre sentatie die als doelwil gold, nu het woon- en werkcomfort. Zo kan men doorgaan: allerwegen springen de contrasten naar voren. Wanneer wij spreken over de middelen van onze tijd, waarmee de architect tracht nieuwe schoonheid te scheppen, dan vormen daarvan de zuiver technische mid delen, de materialen en constructiemethoden, slechts een klein onderdeel. Veel groter gewicht in de schaal leggen de sociaal-economische omstan digheden en de algemeen-culturele situatie. Deze zijn zó volkomen verschillend van de vroegere en in vele opzichten zóveel ongunstiger voor het bereiken van een duurzaam-waardevolle archi tectuur, datde eis, in de Nota-Binnenstad genoemd, van een gelijkwaardige vervanging van een te slopen goed oud gebouw, een slag in de lucht wordt. Eertijds was deze eis overbodig, nu is hij onmogelijk - tenminste wanneer hieraan stil zwijgend de vroeger eveneens vanzelfsprekende eis verbonden wordt dat het nieuw te stichten gebouw vrijelijk de eigentijdse vormen, verhou dingen en constructiemethoden toont. Zij zijn tè ver uiteengegroeid, het historische stadsbeeld en de moderne architectuur. Wil men derhalve het historische stadsbeeld met al de hierin geïncor poreerde waarden in stand houden, dan zal de noodzakelijke nieuwbouw zich daarnaar moeten voegen, met talent en tact, met voorzichtigheid en vooral: eerbied voor de tijden die op dit punt rijper en rijker waren dan de 20ste eeuw. G. B. 84

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 22