punt moeilijk vraagstuk vormt, gaarne een nader rapport van de architecten zou ontvangen, nadat daaraan een grondig funderingsonderzoek was voorafgegaan. Bij dit onderzoek, dat zeer tijd rovend is, is geconstateerd, dat in de triforiumzone in het koor scheuren optreden, die wijzen op ge breken, welke ertoe zouden kunnen leiden, dat brokken metselwerk loslaten. Het College van Kerkvoogden achtte het daarop niet langer verant woord de kerk voor het publiek toegankelijk te stellen 4. Uit de beantwoording van de voorafgaande vraag moge reeds gebleken zijn, dat het toezicht op dit gebouw naar de mening van ondergetekende niet heeft gefaald. 5. Het behoeft geen betoog, dat de ondergetekende zal bevorderen, dat alle maatregelen zullen worden getroffen, welke voor het behoud van het monu ment de Nieuwe Kerk nodig zullen blijken te zijn. Een volledig overzicht van de maatregelen, welke daartoe vereist zullen zijn, zal eerst kunnen worden verkregen, nadat het in het vorenstaande bedoelde onderzoek zal zijn beëindigd, hetgeen naar het zich laat aanzien, binnen enige maanden het geval zal zijn. De ondergetekende is gaarne bereid daarvan te zijner tijd mededeling te doen. ADRES AAN DE LEDEN VAN DE STATEN-GENERAAL Hoogedelgestrenge Dames en Heren, Zich bewust van de ernst van 's Lands financiën, meent het bestuur van de Bond Heemschut zich, nu de Volksvertegenwoordiging zich gaat bezig houden met de behandeling van de begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, tot u te moeten richten met het volgende. Sedert 1953 is van Rijkswege vijf miljoen gulden beschikbaar als jaarlijkse bijdrage in de restauratie kosten van monumenten. Dit was in dat jaar, ten opzichte van het uitgebreide Nederlandse cultuur bezit, hetwelk onze monumenten vormen, al een povere bijdrage. Niettemin waren de resultaten verrassend. Dank zij het hoge peil van de heden daagse restauratie-techniek konden tal van ver sleten, geschonden en vervallen panden weer ge zond gemaakt worden en opnieuw waardevolle bijdragen vormen in het stads-, dorps- en land schapsbeeld. Helaas kwamen lang niet alle monumenten, die dat nodig hadden, aan bod, vooral wegens onvoldoen de beschikbare fondsen. Intussen zijn in de afgelopen vier jaren in het zo loongevoelige bouwbedrijf de kosten, naar aan genomen moet worden, met ong. 40% toege nomen. De bijdrage van het Rijk bleef niettemin tot vijf miljoen gulden beperkt. Dit heeft als direkt gevolg gehad, dat restauraties uitgesteld werden en zelfs dat voorgenomen restau raties niet werden verwezenlijkt. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg, trachtend aan deze op dit terrein onrustbarende toestand tegemoet te komen, heeft weliswaar bijdragen over langere ter mijn, bijv. van drie of vier jaren, in het vooruitzicht gesteld, maar vele eigenaren kunnen zich dat wach ten niet veroorloven en voor vele monumenten is dit wachten katastrofaal. Zelfs een instelling als de bij onze Bond aange sloten Vereniging Hendrick de Keyser,welke zich ten doel stelt bedreigde overblijfselen van onze oude bouwkunst aan te kopen, teneinde deze voor af braak of verminking te vrijwaren, komt blijkens haar jaarverslag hierdoor in betreurenswaardige financiële moeilijkheden. Als men beseft, dat verschillende eigenaren vaak na lange aarzeling tot restauratie van hun panden be reid worden gevonden, begrijpt men beter hun reacties als zij vernemen, dat het nog een aantal jaren kan duren, voordat er geld beschikbaar komt. Verschillenden zien er dan maar van af. De ge volgen zijn duidelijk: de panden worden ver bouwd en verliezen hun aantrekkelijkheid en be tekenisvolle karakter of zelfs raken in verval en worden rijp voor sloping. Dit laatste is in vrijwel alle gevallen evident en onherstelbaar verlies aan cultuurwaarde. Ten onrechte wordt door deze houding van de overheid de indruk bij de particu lieren gewekt, dat deze overheid de monumenten zorg niet beschouwt als een noodzakelijk herstel en gezond maken van waardevolle cultuurgoederen, maar als een luxe, die men zich alleen in tijden van welvaart kan veroorloven. Niet genoeg kan er op gewezen worden, dat op restauratie wachtende monumenten aan verval zijn prijsgegeven. Of zij gaan ten onder en zijn voor goed verloren, óf de aftakeling zet zich voort en maakt investering van veel meer gelden in de toe komst nodig. Als groot monument is daarvan een voorbeeld: de Nieuwe kerk te Amsterdam, de St. Nicolaaskerk te Kampen of de Grote Kerk te Monnikendam; hoewel vele Limburgse kastelen in slechte conditie verkeren, is daar één voorbeeld: 32

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 20